Week 2: H1 + grammar spelling basic rules

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Afkortingen
Schrijf de volgende afkortingen voluit in het Engels en vertaal ze naar het Nederlands.
Voorbeeld:
1st / 2nd / 3rd
Engels: first / second / third
Nederlands: eerste / tweede / derde

Slide 8 - Diapositive

asap
timer
1:00

Slide 9 - Question ouverte

btw
timer
1:00

Slide 10 - Question ouverte

etc.
timer
1:00

Slide 11 - Question ouverte

e.g.
timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
bus - match - wish

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
cargo - hero - potato

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
calf - thief - shelf

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Wat is het meervoud van lady?

Slide 25 - Question ouverte

Vul de missende werkwoorden in:
to try /he (tt)... /he (vt)...
to cry /she (tt).../ she (vt) ...

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

He is (to lie) to his parents.
She is (to try) to finish her homework.

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Hoe maak je de trap van vergelijking voor het woord ''simple''?

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive