Mavo 4 -Examentraining

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 1 - Diapositive

Examentraining:
  • Placematten - Voorstelling en vormgeving (groepjes)
  • Kijken naar kunst (samen)
  • Examen zoek vraag (2 tallen)
  • Toets, tips & tricks (samen)
  • 30seconds (groepjes) 
  • Syllabus (alleen)
  • Mappen uitpluizen (alleen)


 



Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 2 - Diapositive

Placematten
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 3 - Diapositive

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling

De voorstelling is dat wat er op het kunstwerk te zien is en wat het voorstelt. 

Luister naar de docent welk kunstwerk wordt aan de hand van de voorstelling omschreven.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 4 - Diapositive

Voorstelling

Blikrichting, gebaar, 
gezichtsuitdrukking, houding, 
kleding, landschap, mimiek, 
naar de fantasie, 
naar de waarneming,
 portret, stilleven, vertellend,
vereenvoudigd, abstract, realistisch.

Slide 5 - Diapositive

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Vormgeving

De vormgeving is hoe het kunstwerk 
opgebouwd, met vorm, licht, kleur, ruimte en compositie

Luister naar de docent en teken wat aan de hand van de voorstelling omschreven word.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 6 - Diapositive

Vormgeving


Vorm
Compositie
Ruimte
Licht

Slide 7 - Diapositive

Pitch
Bereid in 5 min een pitch voor met je groepje.

  • Wat hebben jullie kunnen vinden van de aspecten van de voorstelling? ONDERBOUW JE ANTWOORDEN

  • Wat hebben jullie kunnen vinden van de aspecten van de vormgeving? ONDERBOUW JE ANTWOORDEN

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Kijken naar kunst
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Examen zoek vraag
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 16 - Diapositive

Examen zoek vraag
In twee tallen krijg je vragen en antwoorden van een examen.

Zoek bij de juiste vraag de juiste antwoorden

Slide 17 - Diapositive

Tips & Tricks
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 18 - Diapositive

Opbouw van jouw cijfer
Proefwerken en toetsen: 25% (Klas 3 & 4)
Praktische opdrachten: 25%  (Klas 3 & 4)
+
Centraal Praktisch Examen (CPE) 25%
Centraal Examen (CE) 25%
=
Examen cijfer

Slide 19 - Diapositive

Tips om te leren - Tip 1
​Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen​
Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. ​


Neem de tijd om ook de afbeeldingengoed te bekijken!


Slide 20 - Diapositive

Tips om te leren - Tip 2
  • Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen. ​

  • Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis! ​




Slide 21 - Diapositive

Tips om te leren - Tip 3
  • Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen. ​


GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” . ​
FOUT: “beetje donkere kleuren”​ 
Formuleer helder!






Slide 22 - Diapositive

Duidelijk zijn
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.​

Veel vragen beginnen met “ omschrijf” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat.






Slide 23 - Diapositive

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 24 - Diapositive

Examentraining:
  • Kijken naar kunst (samen)
  • Syllabus (2 tallen)
  • Pictionary (samen)
  • Oefen examen (alleen)
  • Nakijken (2 tallen)
  • Mappen uitpluizen (alleen)




Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 25 - Diapositive

Kijken naar kunst
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 30 - Diapositive

Examentraining:
  • Syllabus (2 tallen)
  • SO test (alleen)
  • Pictionary (samen)
  • Oefen examen (alleen)
  • Nakijken (2 tallen)
  • 30 seconds (samen)




Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 31 - Diapositive

Syllabus
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 32 - Diapositive

Syllabus
Markeer alle begrippen die je WEL kent.

Zoek samen de betekenis van deze begrippen op.
timer
15:00

Slide 33 - Diapositive

Pictionary
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 34 - Diapositive

30 Oefen examen
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 35 - Diapositive

Oefen examen
  • Maak de vragen van het oefen examen. 
  • Je krijgt hier 20 minuten voor
  • Het maakt niet uit hoe ver je komt
  • Lees goed 
  • Onderbouw je antwoorden goed

timer
20:00

Slide 36 - Diapositive

Oefen examen - nakijken
  • In twee tallen krijg je het nakijk model.
  • Kijk samen jullie examens na.
  • Schrijf tips op, "wat kun je verbeteren?"


Slide 37 - Diapositive

30 seconds
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive