Politiek H2: Politiek stromingen H4E

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programma 
1. Bespreken: Liberalisme, socialisme en confessionalisme (10 min.) 
2. Uitleg Politieke stromingen: Populisme (10 min.) 
4. Video: Uil van Minerva + vragen (10 min.)
5. Voorbereiding volgende les (rest van de les) 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 
1. Je kunt uitleggen waar elke politieke stroming voor staat 
2. Je kunt uitleggen welke groep elke politieke stroming vertegenwoordigt 
3. Je kunt politieke stromingen herkennen in een nieuwe context 
4. Je kunt aangeven wat de kenmerken zijn populisme 
5. Je kunt populisme herkennen in een nieuwe context. 

Slide 3 - Diapositive

Vragen 
1. Geef een definitie van deze stroming
2. Zoek zoveel mogelijk kenmerken van deze stroming
3. Geef aan hoe deze stroming zich heeft ontwikkeld (vroeger vs. nu)
4. Bekijk of er verschillende vormen bestaan van deze stroming
5. Bekijk welke Nederlandse partijen horen bij deze stroming. Geef aan waarom
6. Geef je persoonlijke, onderbouwde mening over deze stroming

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

communisme
Politiek op de bijbel gebaseerd
PvdA en SP 
Goed voor de aarde zorgen 
Gelijkwaardigheid 
Vrijheid 
Kleine overheid
Liberalisme 
Overheid moet veel doen: voor zwakkere zorgen 
Overheid moet zich niet met ons bemoeien 
CDA en SGP
VVD en D66 
Naastenliefde 
Burgers en overheid moeten samenwerken 
Socialisme 
confessionalisme 

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Geef een argument waarom dit wel populisme is en een argument waarom dit juist niet populisme is.

Slide 12 - Question ouverte

Welke uitspraak over populisme is juist?
I. Populisme is geen echte ideologie, maar meer een stijl van politiek bedrijven, bijvoorbeeld door zich af te zetten tegen de elite.
II. Je hebt rechtse populisten,(zoals Le Pen van Front National), maar geen linkse.
III. Populisten hebben vaak nationalistische standpunten.
A
I en III zijn juist.
B
I, II en III zijn juist.
C
I en III zijn juist.
D
Alleen I is juist.

Slide 13 - Quiz

Welke hoort er niet bij?
A
Populisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Socialisme

Slide 14 - Quiz

Bij welke van de politieke stromingen pas jij het best? Leg je antwoord uit

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht (rest van de les)
Bereid je voor op de volgende les: 

Lezen: 3.3 (blz. 78 t/m 81) 
Maken: 3.3: vr. 1, 4, 8, 10 en 11 (WB blz. 77 t/m 81)

In stilte 

Slide 16 - Diapositive