h45 a456 literatuurgeschiedenis middeleeuwen formatief
1 / 13
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
1. Noteer de begrenzing van de middeleeuwen.
Slide 2 - Question ouverte
2. Welke standen waren er in het begin van de middeleeuwen?
Slide 3 - Question ouverte
3. a. Welke stand kwam erbij?
b. Waar had dat mee te maken?
c. Wanneer?
b. Waar had dat mee te maken?
c. Wanneer?
Slide 4 - Question ouverte
4. Wat voor romans werden er veel geschreven?
Slide 5 - Question ouverte
5. Geef vijf kenmerken van de voorhoofse .... (antwoord op vraag 4) .
Slide 6 - Question ouverte
6. Noteer drie kenmerken die anders zijn bij de hoofse ... (antwoord op vraag 4).
Slide 7 - Question ouverte
7. Waarom weten we niet wie ze schreven?
Slide 8 - Question ouverte
8. Wat is hoofsheid?
Slide 9 - Question ouverte
9. a. Welke Latijnse spreuk is van toepassing op de middeleeuwen?
b. Wat is de vertaling?
c. Beschrijf de betekenis die deze spreuk voor de middeleeuwer had.
b. Wat is de vertaling?
c. Beschrijf de betekenis die deze spreuk voor de middeleeuwer had.
Slide 10 - Question ouverte
10. a. In welke taal is het oudste zinnetje dat we nog hebben
geschreven?
b. Wat betekent dit zinnetje?
geschreven?
b. Wat betekent dit zinnetje?
Slide 11 - Question ouverte
11. Noteer twee benamingen van de volkstaal waarin middeleeuwse werken werden geschreven.
Slide 12 - Question ouverte
12. a. Wat was het specifieke doel van de schrijver van
Beatrijs?
b. Geef drie uitgewerkte voorbeelden van symboliek in
Beatrijs.
Beatrijs?
b. Geef drie uitgewerkte voorbeelden van symboliek in
Beatrijs.
