Formuleren, periode 7

Formuleren, periode 7
jaar 2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Formuleren, periode 7
jaar 2

Slide 1 - Diapositive

Onderdelen 
incongruentie 
samengestelde zinnen
samentrekkingen
dubbel: pleonasme, tautologie, dub.ontkenning, contaminatie, dubbele voorzetsels
uitdrukkingen met vaste voorzetsels

Slide 2 - Diapositive

Incongruentie
een zin is congruent als de persoonsvorm en het onderwerp gelijk in getal zijn. Als dit niet het geval is, spreek je van een incongruente zin.

Slide 3 - Diapositive

In welke zin is sprake van incongruentie?
A
Ik zie een zwerm bijen die voorbij vliegen.
B
De meeste softdrugs zijn in Nederland toegestaan.
C
Er is een aantal kinderen verkouden geworden deze week.
D
De media geven het publiek een verkeerd beeld.

Slide 4 - Quiz

Samengestelde zin
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen.
- Zinnen worden aan elkaar geplakt met voegwoorden.
- het woordje 'en' kan tussen beide zinnen geplaatst worden
- je ziet soms een komma

Slide 5 - Diapositive

Schrijf een samengestelde zin met hierin drie persoonsvormen.

Slide 6 - Question ouverte

Samentrekkingen
In zinnen die verbonden zijn door en of maar kun je soms één of meer zinsdelen weglaten.

Weglating mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen:
--> dezelfde grammaticale functie hebben (onderwerp, meewerkend voorwerp, koppelwerkwoord etc).
--> dezelfde grammaticale vorm hebben (enkelvoud of meervoud)
--> dezelfde betekenis hebben 


Slide 7 - Diapositive

Foutieve samentrekking of niet?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 8 - Quiz

In welke zin is sprake van een foutieve samentrekking?
A
Deze man is depressief omdat hij door herinneringen uit het verleden wordt gekweld.
B
Het beste dat je kunt doen met die lelijke wond is naar de dokter gaan.
C
Tijdens het gala werd Peter tot beste coach en Marijke en Petra tot meest sportieve speelsters uitgeroepen.

Slide 9 - Quiz

Dubbelop
dubbele voorzetsels
pleonasme
tautologie
dubbele ontkenning

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Pleonasme of tautologie?
Die nutteloze verspilling van papier moet stoppen.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 12 - Quiz

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
Je moet geen knollen met citroenen vergelijken.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 13 - Quiz

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
De transfer van De Ligt naar Bayern is definitief rond.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautolgie

Slide 14 - Quiz

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
Er waren zo'n 150 aanwezige bezoekers.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 15 - Quiz

Pleonasme of tautologie?

De politicus heeft met list en bedrog de verkiezingen gewonnen.
A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 16 - Quiz


Pleonasme of tautologie?
Wij hoeven tomaten tegenwoordig niet meer uit het buitenland te importeren.
A
Pleonasme
B
tautologie

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een contaminatie?
A
Printen
B
Optelefoneren
C
Door elkaar halen
D
Opnieuw

Slide 18 - Quiz

Uitdrukkingen met vaste voorzetsels
Sommige uitdrukkingen bevatten vaste voorzetsels, zoals:
belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen

Slide 19 - Diapositive

Welk voorzetsels zijn goed gebruikt?
A
Refereren aan / verwijzen naar
B
refereren naar / verwijzen aan
C
refereren naar / verwijzen naar

Slide 20 - Quiz

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen. Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken.

Slide 21 - Diapositive

Is er goed verwezen?
Hem werd een contract aangeboden die nogal wat onduidelijkheden bevatte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Is er goed verwezen?
Dat is het beste dat ik ooit gedaan heb.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Is er goed verwezen?

De jongen met wie ik tennis, is ziek.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Is er goed verwezen?

Gisteren voelde ik me niet lekker, wat erg vervelend was.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz