Bijvoeglijke naamwoorden

Nederlands
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijke naamwoorden
Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
Ik kan een bijvoeglijk naamwoord in de zin herkennen.
Ik kan een passend bijvoeglijk naamwoord verzinnen en opschrijven bij een zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even opfrissen...
Zelfstandige naamwoorden

mensen / dieren / dingen / gevoelens
je kunt er een lidwoord voor zetten (de / het / een)


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Carte mentale

Leerlingen kunnen hier alle zelfstandige naamwoorden die ze kunnen verzinnen invullen. 
Bijvoeglijke naamwoorden
Wat zijn dat?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijke naamwoorden 
Geven een kenmerk van het zelfstandig naamwoord.

De rode auto.
De blonde jongen.



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind ik een bijvoeglijk naamwoord in de zin?
1. Wat is het zelfstandige naamwoord?
2. Staan er woorden in de zin die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 7 - Diapositive

Ik leg de twee stappen uit
Hoe vind ik een bijvoeglijk naamwoord in de zin?
1.  Ik snap de moeilijke sommen niet. 
2. De blauwe schuur is gisteren afgebrand. 
3. De prinses werd door de knappe ridder gered.
4. De witte kippen zijn uit het kleine hok ontsnapt.
5. Sep gooit zijn rode bal in de vieze sloot.


Slide 8 - Diapositive

Ik doe de zinnen hardop denkend voor.
Hoe verzin ik een bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord?


Wat kan het zelfstandig voorwerp allemaal zijn?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe verzin ik een bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord?
1. Hij liet zijn _________ auto rood spuiten.
2. Ze gooide de __________ bananen in de prullenbak.
3. Het _________  jongetje kreeg straf van zijn moeder.

Slide 10 - Diapositive

Ik doe het hardop denkend voor.
auto

Slide 11 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

tafel

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

paard

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

cactus

Slide 14 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

klok

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

olifant

Slide 16 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

schaar

Slide 17 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk...
Werkblad 
1. Onderstreep het bijvoeglijke naamwoord
2. Schrijf een bijvoeglijk naamwoord op die bij het zelfstandig naamwoord in de zin past.

Klaar? Schrijf op de achterkant van het werkblad zoveel mogelijk bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden die bij elkaar passen. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nakijken

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
1. Op de bruiloft at ik heerlijke taart.
2. De zwarte vlieg vliegt door het vieze raam.
3. Het zadel van de fiets ligt in de kleine schuur.
4. Het mooie meisje eet heel graag zoete snoepjes. 
5. De ijzeren deur leidt naar een donker bos.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
6. De oude man kocht een fiets bij de fietsenwinkel.
7. In de bibliotheek staan oude boeken.
8. In de kleine tuin staan rode rozen en gele narcissen. 
9. De eenden zwemmen in de ronde vijver.
10. Mijn rode schoenen liggen nog onder de kapstok.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
1. De _________________ hond speelde op het strand.

Mogelijkheden:
lieve, kleine, grote, stoute, mooie, vrolijke, drukke, jonge, oude

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
2. De _________________ auto reed heel snel over de snelweg.

Mogelijkheden:
mooie, lelijke, snelle, nieuwe, oude, rode, stoere, kleine, grote

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
3. We eten een _________________ pizza tijdens de film.

Mogelijkheden:
lekkere, vieze, grote, kleine, dure, zelfgemaakte

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
4. Het was een _____________ dag, dus we gingen naar het strand.

Mogelijkheden:
zonnige, lekkere, warme, vrije, zomerse

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
5. Het _______________ huis staat in een _______________ dorpje.

Mogelijkheden:
mooie, lelijke, grote, oude, nieuwe, kleine

klein, schattig, oud, gezellig

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
6. Mijn _________________ broertje huilt vaak als hij honger heeft.

Mogelijkheden:
kleine, lieve, stoute, vervelende, irritante, schattige

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
7. Ik heb een _____________ cadeau gekocht voor haar verjaardag.

Mogelijkheden:
duur, goedkoop, mooi, verrassend, klein, groot, origineel

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
8. Gister hadden we een _________________ toets voor rekenen.

Mogelijkheden:
stomme, moeilijke, makkelijke, korte, lange, saaie, leuke

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
9. Het _______________ boek ligt op mijn _______________ bureau.

Mogelijkheden:
mooie, grote, spannende, nieuwe, kleine, interessante, saaie

kleine, nieuwe, oude, groene, rommelige

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
10. De _________________ leraar maakt veel grapjes in de les.

Mogelijkheden:
jonge, oude, nieuwe, grappige, knappe, leuke

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Check jezelf!
Pak je wisbordje!

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Foto's maken in tweetallen.
Bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord.
Plaatsen in gedeeld document: foto en korte zin.
Zet de namen eronder.

Klaar? 
Via Classroom de oefening maken over bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord in de zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord invullen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions