Interpunctie

Welkom 2H

Spelling
Interpunctie/leestekens
Nederlands
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2H

Spelling
Interpunctie/leestekens
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
1. 10 minuten stil lezen
2. Instructie spelling H1
3. Zelfstandige verwerking
4. Afsluiting/ huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Aan het eind van deze les...
  • weet je wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's, dubbele punten en puntkomma's  moet gebruiken. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenopdracht
  • Wachtwoorden
  • wachtwoorden zijn vaak een bron van ergernis want je moet inmiddels zoveel wachtwoorden onthouden ze moeten vaak ook nog voldoen aan een aantal eisen ze moeten bijvoorbeeld minimaal acht letters twee hoofdletters en een leesteken bevatten natuurlijk bewaar je je wachtwoorden zorgvuldig toch moet je na enkele maanden soms opeens weer een nieuwe code instellen

Slide 4 - Diapositive

Bespreek de opdracht en schrijf een aantal gemaakte samenstellingen op het brod. 
Waarom interpunctie?
  • Leestekens en hoofdleeters zijn ervoor om de lezer houvast te geven en verbeteren de leesbaarheid van de tekst.
  • Zonder interpunctie is een een stuk tekst niet leesbaar

  • Leestekens worden ook gebruikt om aanwijzingen te geven over de uitspraak (intonatie) of de betekenis van een woord/zin.
  • Zelfs een relatief eenvoudige uiting kan enorm verwarrend worden zonder interpunctie; er zijn dan verschillende betekenissen mogelijk. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Doet niet zo gek Grietje zei Hans. Een rokje? Je bent toch mijn broertje en niet mijn zusje. 
Begin van een zin



Gebruik een hoofdletter bij:
  • Het eerste woord van een zin.
  • Namen personen: De Vries, Jan, Annet
  • Namen van boeken, films, etc.: Lord of the Rings
  • Merknamen:Coca-Cola, Nike
  • Feestdagen: Kerst, Suikerfeest
  • Namen van volken: de Jappanners
  • Historische gebeurtenissenTweede Wereldoorlog
  • Aardrijkskundige namen (steden, landen, provincies, rivieren, etc.): Harderwijk, Spanje, Overijssel, de Maas, de Alpen.

Hoofdletters worden gebruikt om een tekst structuur te geven en leesbaar te maken.
Ze markeren het begin van een zin of geven aan dat het om een naam/titel gaat.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fouten met hoofdletters
In de volgende gevallen gebruik je geen hoofdletter:

  • Als de zin begint met een cijfer:
    5 mei is het Bevrijdingsdag.
  • Dagen, maanden en seizoenen in de zin:
    Op zaterdag 20 maart begon de lente.
  • Tijdperken:
    In de middeleeuwen heerste de pest.
  • Als een naam van een volk of lid van een volk niet meer verwijst naar het volk:
    Bij de italiaan om de hoek kan je heerlijke lasagne krijgen. 
  • Bij zinnen die beginnen met 's of 't (de hoofdletter komt dan bij het eerste woord na de letter: 's Morgens, 't Plein).

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eind van de zin
Een punt, vraagteken of uitroepteken geeft het einde van een zin aan. Deze markering zorgt voor structuur en beter tekst begrip. 

Wanneer gebruik je welk leesteken om het einde van een zin te markeren:
  • Punt - aan het einde van een gewone zin.
  • Uitroepteken - bij een waarschuwing, bevel of uitroep.
  • Vraagteken - als je een vraag stelt.

  • Let op! Schrijf aan het einde van een zin nooit meerdere vraagtekens of uitroeptekens

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens
  • Als iemand iets zegt, vraagt of roept (bij een citaat) gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens
  • Je mag zelf kiezen of je enkele (') of dubbele ('') aanhalingstekens gebruikt. Maar wees consistent in het gebruik (doe hetzelfde).

  • Als iets niet serieus bedoeld is / als het woord in de zin niet de normale betekenis heeft, zet je dat ook tussen aanhalingstekens.

  • Je kunt ook op andere manieren een citaat weergeven. Je gebruikt dan geen dubbele punt en geen extra hoofdletter. Wel gebruik je aanhalingstekens.
  • ‘Ik wil naar huis,’ zei Sophie.
  • ‘De bel is al lang gegaan,’ zei Sophie, ‘nu wil ik naar huis.’
  • ‘Waarom,’ vroeg Sophie, ‘mag ik nu nog niet naar huis?’
  • ‘Weet u nu nóg niet dat ik naar huis wil?’ vroeg Sophie verbaasd.
  • ‘Ik wil nu naar huis,’ zei Sophie. ‘En denk maar niet dat ik morgen nog een keer ga nablijven!’
  • ‘Ik wil nu naar huis!’ schreeuwde Sophie.
  • ‘Ik wil naar hui-huis,’ snikte Sophie. ‘Alle andere kinderen zijn ook al weg. Hoe durft u me hier te houden.’

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma (1)
De komma is bedoeld als een leespauze. Als je een pauze hoort in een zin, dan is dat de plek waar je een komma plaatst. De komma zorgt ervoor dat je de zin beter begrijpt.

Je gebruikt de komma op de volgende plekken:
  • Rustpunt in de zin. Daar waar je een duidelijke adempauze in de zin hoort, plaats je een komma. Dit is echter wel een lastig punt. Voor de een ligt het rustpunt in de zin op een andere plek dan voor de ander.
  • Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin:
     Nadat ik ’s ochtends uit bed kom, drink ik altijd eerst een kopje koffie.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma (2)
  • Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: Daarmee wordt bedoeld dat de bijvoeglijke naamwoorden onafhankelijk van elkaar een eigenschap van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord benoemen:
    Het lieve, schattige hondje.
  • Bij een opsomming (behalve bij het woordje ‘en’):
    Ik heb hoofdpijn, keelpijn en ik heb een loopneus.
  • Rond een bijzin die meer vertelt over het onderwerp:
    De kinderen, die allemaal erg moe waren, gingen vroeg naar bed.
  • Voor voegwoorden als: omdat, hoewel, indien, maar en want:
    Ik trek een vest aan, want ik heb het koud.
  • Voor en/of na een aanspreking: 
    Sandra, wil jij iets drinken?
    Wil jij iets drinken, Sandra?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dubbele punt
Maak gebruik van een dubbele punt om een opsomming, een uitleg of een citaat in te leiden.

  • Mijn hobby’s zijn: koken, hardlopen en lezen.
  • Je kunt twee dingen doen: ruzie maken of negeren.
  • Sandra vroeg aan mij: “Zullen we vanavond samen naar de bioscoop gaan?”

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Puntkomma
Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook:
  • Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
  • Stef wil later chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
  • Maak opdracht 1, 2 en 3 van spelling hoofdstuk 1.

Slide 15 - Diapositive

Bespreek de opdracht en schrijf een aantal gemaakte samenstellingen op het brod. 
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • weet je wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's, aanhalingstekens en dubbele punten moet gebruiken. 

  • kun je uitleggen waarom het gebruik van hoofdletters en interpunctie belangrijk is.

  • kun je van een geven zin herkennen en uitleggen hoe interpunctie de betekenis bepaald.

  • kun je zelfstandig een tekst schrijven waarin je hoofdletters en leestekens goed gebruikt.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen / geef aan wat je nog lastig vindt.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
  • Afmaken opdracht 5.
  • Zorg ervoor dat je medeleerling de oefentekst voorziet van interpunctie en kijk die opdracht vervolgens na (feedback geven).
  • Maak dus goede afspraken!

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions