2.2 De outback in Australië

Startklaar
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Startklaar

Slide 1 - Diapositive

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
Voorkennis
1. De leerlingen weten waar de Australië ligt.

2. De leerlingen weten wat klimaat is.

3. De leerlingen weten wat landschap is.

Slide 2 - Diapositive

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
      Lesdoel
Vandaag gaan we verder met het ontdekken hoe verschillende klimaten en landschappen ontstaan ​​naarmate we verder van de evenaar komen.
We gaan het hebben over woestijnen op aarde en waarom ze er zijn.

Slide 3 - Diapositive

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Terugblik

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LEZEN 10 min
Lezen

Slide 5 - Diapositive

https://www.nu.nl/klimaat/6303415/al-een-jaar-recordtemperaturen-in-oceanen-tekenen-dat-opwarming-versnelt.html?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
Huiswerkbespreking

Slide 6 - Diapositive

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Huiswerkbespreking
antw

Slide 7 - Diapositive

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Huiswerkbespreking

Slide 8 - Diapositive

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Opdracht 4: samen
Bevolkingspreiding
Temperatuur- gebieden

Slide 9 - Diapositive

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Welke foto is outback?

Slide 10 - Diapositive

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Opdracht 8

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de opdrachten 6, 7 en 9
Voor opdracht 7:

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak opdracht 6

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 7
B. Eén verschil gevraagd, bijvoorbeeld:

Het tropische regenwoud is een dicht, ondoordringbaar bos. In de savanne zijn er groepjes bomen afgewisseld met grassen.
In het tropische regenwoud is er altijd blad aan de bomen, in de savanne niet.


C. In het tropische regenwoud valt het hele jaar door neerslag, terwijl er in de savanne een droge tijd is.

D. Grassen hebben diepe wortels en staan ver uit elkaar.

Struiken hebben lange, smalle blaadjes of doornen om verdamping tegen te gaan.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 9
B. temperatuur: In Oodnadatta is er meer verschil tussen de zomer- en de wintertemperatuur. In Cairns is het het hele jaar door gemiddeld tussen de 20 en 30 °C.

neerslag: Er is veel meer neerslag in Cairns, vooral in de maanden december t/m april.

C. Cairns ligt veel dichter bij de evenaar (stijgingsregens). Oodnadatta ligt in het gebied met dalende lucht (20 tot 40° Z.B.).

D. De beste reistijd is mei tot en met november (minder regen).


Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Controle van begrip:

Slide 16 - Question ouverte

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 17 - Question ouverte

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 18 - Question ouverte

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 19 - Question ouverte

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Zelf aan de slag

Slide 20 - Diapositive

hoogte
warmer
nat, droog
Zelf aan de slag

Slide 21 - Diapositive

vochtige, droge
milder
lagere
Zelf aan de slag

Slide 22 - Diapositive

meer
kouder
barrière
     Kleine afsluiting

Slide 23 - Diapositive

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
(Aan)tekeningen
Tekening 1.
(...)
Tekening 2.
(...)
Tekening 3.
(...)

Slide 24 - Diapositive

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf aan de slag

Slide 26 - Diapositive

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

     Grote afsluiting

Slide 27 - Diapositive

Grote lesafsluiting (5 min)

De grote lesafsluiting vindt plaats aan het eind van de les, na de zelfstandige verwerking. Controleer begrip en werkhouding.

Leerlingen geven feedback over wat ze hebben geleerd en reflecteren op hun werkhouding.

Reflectiegesprek, leerlingen geven elkaar feedback
retrieval practice
https://quizlet.com/join/A5xDxSXpV?i=1fo1jg&x=1bqt

Slide 28 - Diapositive

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online

Slide 29 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

 Vraag 1
(R) 1 punt

Slide 30 - Diapositive

Breedteligging: Invloed op zonnestraling en temperatuur, waardoor gebieden dichter bij de evenaar warmer zijn.<br>- Hoogteligging: Invloed op temperatuur, met lagere temperaturen op grotere hoogten.
Vraag 2 
(T1) 2 punten

Slide 31 - Diapositive

Aanlandige wind: Brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen.

Aflandige wind: Brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen.<br>Uitleg: Aan de westkust zorgen aanlandige winden voor meer neerslag en mildere temperaturen, terwijl aan de oostkust aflandige winden droger en extremer weer kunnen veroorzaken.
Vraag 3 
(T2) 2 punten

Slide 32 - Diapositive

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Vraag 4 
(T1) 3 punten

Slide 33 - Diapositive

barrière, loef, lij