Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Week 24,
Lesson 1
Today:
Recap: "to be" in past simple
New: Comparisons
Vocab and Phrases
Slide 1 - Diapositive
Your goals
1. Aan het einde van deze les kan ik 'to be' in de Past Simple gebruiken.
2. Aan het einde van deze les kan ik vergelijkingen maken in het Engels.
3. Aan het einde van deze les kan ik iets schrijven over een sportevenement.
Slide 2 - Diapositive
Recap
Herhaling kan nooit kwaad en doet je alleen maar goed!
In de volgende slides krijg je zinnen waarin je de juiste vorm van 'to be' moet gebruiken in de past simple.
Slide 3 - Diapositive
'Ik was' hoort in de past simple te zijn:
A
I were
B
I was
Slide 4 - Quiz
... Danny happy with his birthday present?
A
Was
B
Were
Slide 5 - Quiz
Michael ... interested in what the teacher told him.
A
wasn't
B
weren't
Slide 6 - Quiz
Comparisons
Nu komen we bij een nieuw grammatica onderdeel.
We gebruiken vaak 'comparisons' om personen of dingen met elkaar te vergelijken.
'Comparisons' komt van het woordje 'compare', wat 'vergelijken' betekent.
Slide 7 - Diapositive
Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest
groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest
aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest
Comparative +
Superlative
Slide 8 - Diapositive
Let op woorden die eindigen op een Y!
(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'
Slide 9 - Diapositive
Let op!
goed - beter - best
good - better - best
slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst
ver - verder - verst(e)
far - further - furthest
Slide 10 - Diapositive
Vergrotende trap:
+ER
Vaak wordt het woord gevolgd door THAN
Frank is tallerthan Rob.
The boys are fasterthan us.
Overtreffende trap:
+EST
Vaak komt er voor het woord THE te staan
Rob is thetallest boy I know.
That is thefastest car ever.
Slide 11 - Diapositive
Maar bij langere woorden...
Slide 12 - Diapositive
Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN-er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!
I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.
Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is
the most beautiful baby though.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger
Slide 16 - Quiz
I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe
Slide 17 - Quiz
That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest
Slide 18 - Quiz
The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest
Slide 19 - Quiz
It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest
Slide 20 - Quiz
My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best
Slide 21 - Quiz
Michael Jackson was the ___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great
Slide 22 - Quiz
eDition
What? - Go to eDition and do 12, 14 and 16 (Unit 6 Lesson 2)
How? - Individually
Time? - 20 minutes
Slide 23 - Diapositive
Look back (1)
Today you
- repeated how to make sentences with to be in the past simple
- learned how to make comparisons
- and wrote about a sports event.
To check your understanding of comparisons, here is a short recap:
Slide 24 - Diapositive
Look back (2)
To check your understanding of comparisons:
Hoeveel procent heb je goed gescoord in opdracht 14? Minder dan 70%?
Bekijk dan eerst nog even de volgende recap video van 2 minuten en maak daarna
Practice More Grammar 2 (Unit 6 lesson 2)
Slide 25 - Diapositive
0
Slide 26 - Vidéo
Look forward
In lesson 3 we repeat the "comparisons", learn new grammar (word order of place and time), and we write a short whatsapp message to a friend about where (s)he can find you in a crowd.