B2 Duits Kapitel 8-8

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen!

Rückblick

We zijn bijna aan het einde van Kapitel 8.

Dat betekent, dat er binnenkort een toets volgt.

Dit keer krijg je een toets over alle woorden en zinnen

(Seite 98-99-100/Lernliste N-D en D-N en Sprachmittel).

Rückblick Lernliste N-D

Op de volgende dia's

komen allerlei vragen

over de Seite 98/Lernliste N-D

1. die Stiefel
2. die Socken

1. die Jeans
2. die Hose

1. die Kette
2. die Mütze

1. die Kapuze
2. die Frisur

Sleep het woord in de juiste groep

Farben (kleuren)

Karaktereigenschappen

Uiterlijke kenmerken

jung

braun

violett

sportlich

grün

groß

lustig

schön

orange

grau

die Frisur

blond

klein

schwarz

bunt

Vertaal in het Duits:
het jack

Vertaal in het Duits:
de ketting

Vertaal in het Duits:
de jurk

Vertaal in het Duits:
de hoofddoek

Vertaal in het Duits:
de schoen

Rückblick Lernliste D-N

Op de volgende dia's

komen allerlei vragen

over de Seite 98/Lernliste D-N

Wir haben die ..... selber gemacht.

1. Klamotten
2. Körpersprache

..... noch etwas?

1. Sogar
2. Sonst

Pimpen ..... Shopping.

1. statt
2. stolz

Antonia ist auf ..... vier Shows zu sehen.

1. insgesamt
2. während

Er ist unzufrieden, weil er sein ..... nicht erreicht hat.

1. Arbeit
2. Ziel

Vertaal het woord tussen haakjes:

Björn wird über sein Hobby (erzählen)

Vertaal het woord tussen haakjes:

Kannst du uns dein Lieblingsstück (zeigen)?

Vertaal het woord tussen haakjes:

Suse Schneeweiss produziert auch (Schmuck).

Rückblick Sprachmittel

Op de volgende dia's

komen allerlei vragen

over de Seite 88 + 100/Sprachmittel

Was bedeuten die Sprachmittel?

Meine Jacke ist viel zu klein.

Ich finde deine Ohrringe echt super.

Was trägst du gerne?

Ich trage oft blaue Jeans.

Ich trage am liebsten Sneakers.

Was trägst du meistens?

Wie findest du meine neue Frisur?

Wat draag je meestal?

Ik draag vaak een spijkerbroek.

Ik draag het liefste sportschoenen.

Wat vind je van mijn nieuwe kapsel?

Ik vind je oorbellen geweldig.

Mijn jas is veel te klein.

Wat draag je graag?

Welk antwoord past het beste?

Was trägst du meistens?

1. Ich trage meistens Jeans.
2. Du trägst meistens einen Rock.

Welk antwoord past het beste?

Wie findest du die Brille?

1. Die Brille finde ich schön.
2. Die Brille habe ich bei Specsavers gefunden.

Welk antwoord past het beste?

Wie findest du meine neue Frisur?

1. Echt super!
2. Zu groß!

An die Arbeit!

*Öffne das Buch auf Seite 92-93

*Mache die Aufgaben 40-42-43

*Öffne dein Buch auf Seite 94-95

*Mache die Aufgaben 44-45

Alles fertig und Zeit übrig?

*Öffne das Buch auf Seite 98-99-100

*Lerne die Wörter von B Wortschatz + A Sehen + C Hören + D Lesen

*Lerne die Grammatik A und B

*Übe die Wörter mit CRAM   (Classroom/Schoolwerk/....

*In Classroom findest du mehr Sachen zum üben

HAUSAUFGABEN

Lernen

*Seite 98/B Wortschatz + A Sehen + C Hören + D Lesen

*Seite 100/Sprachmittel

Schreiben:

*nichts