H 4.2_Een goed idee?

H4: Hoe ondernemend ben jij?
timer
2:00
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H4: Hoe ondernemend ben jij?
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

H 4.2: Een goed idee?


  • Terugblik paragraaf 4.1;
  • Bespreken paragraaf 4.1 opdrachten:
  • Uitleg paragraaf 4.2
  • Maken paragraaf 4.2
  • Huiswerk volgende les;
  • Reflectie.

Slide 2 - Diapositive

Wanneer je een bedrijf begint dan schrijf je je in bij de

Slide 3 - Question ouverte

Bij deze rechtsvorm is er één eigenaar
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 4 - Quiz

Een besloten vennootschap heeft de volgende kenmerken qua belastingregime en rechtsvorm:
A
inkomstenbelasting, is een rechtspersoon
B
vennootschapsbelasting, is een natuurlijk persoon
C
vennootschapsbelasting, is een rechtspersoon
D
inkomstenbelasting, is een natuurlijk persoon

Slide 5 - Quiz

Bij deze rechtsvormen ben je PRIVE aansprakelijk
A
VOF en BV
B
Eenmanszaak en VOF
C
Eenmanszaak en NV
D
BV en NV en VOF

Slide 6 - Quiz

Welke rechtsvormen hebben geen winstoogmerk?
A
Eenmanszaak en VOF
B
BV en NV
C
Instellingen: Stichtingen en Verenigingen

Slide 7 - Quiz

Bedrijven waarvan de aandelen beursgenoteerd zijn, hebben altijd de rechtsvorm
A
eenmanszaak
B
vof
C
bv
D
nv

Slide 8 - Quiz

Welke rechtsvorm is een rechtspersoon (NIET privé aansprakelijk)
A
VOF
B
Eenmanszaak
C
BV
D
ZZP

Slide 9 - Quiz

Aandelen zijn vrij verhandelbaar:
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 10 - Quiz

Iedere vennoot is aansprakelijk
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 11 - Quiz

Aandelen op naam hoort bij:
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 12 - Quiz

Welk bedrijfsvorm betaald omzetbelasting (BTW)?
Er zijn meer mogelijkheden.
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 13 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van een niet commercieel bedrijf?
A
Stichting AAP
B
McDonald's
C
Kika
D
War Child

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel van een niet-commercieel bedrijf
A
Streven naar winst
B
Werkgevers
C
Werknemers
D
Streven niet naar winst

Slide 15 - Quiz

Doorlezen paragraaf 4.2

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen voor 4.2:
> Je kunt uitleggen wat een ondernemingsplan is;
> Je kunt de belangrijke onderdelen uit het ondernemingsplan beschrijven;
> Je kunt uitleggen wat marktonderzoek is;
> Je kunt uitleggen dat een ondernemingsplan financieel haalbaar moet zijn.

Slide 17 - Diapositive

Wat is een ondernemingsplan en uit welke onderdelen bestaat het?

Slide 18 - Diapositive

Ondernemingsplan

Een plan waarin je beschrijft wat  het doel en de verwachtingen van je onderneming  zijn en hoe je het organisatorisch en financieel gaat aanpakken.

Slide 19 - Diapositive

Ondernemingsplan: Onderdelen
Wat staat er in:
  • Persoonlijke gegevens -------- Het curriculum vitae van de ondernemers
  • Het bedrijfsidee ----- wat ga je doen
  • Financieel plan ------ hoeveel geld is er nodig, waar haal je dit vandaan
  • Marktonderzoek ---- wie zijn je klanten en wie je concurrenten
  • Marketingplan ------ hoe ga je je producten verkopen aan je klanten
  • Organisatie van je bedrijf -------hoe is het allemaal geregeld binnen je bedrijf

Slide 20 - Diapositive

Marktonderzoek
In beeld brengen van de markt voor jouw product /dienst.
Dit doe je door te onderzoeken wie je klanten zijn en wie je concurrenten zijn?

  • Deskresearch: informatie die al beschikbaar is (internet, vakbladen, gemeente enz.)

  • Fieldresearch: zelf op zoek naar nieuwe info (observeren, enquête enz.)

Slide 21 - Diapositive

Financieel plan
Wat staat er in een financieel plan:
  • investeringsbegroting --- hoeveel geld heb je nodig om te starten
  • financieringsbegroting -- hoe ga je het betalen (eigen geld of een lening)
  • exploitatiebegroting ----- wat zijn je verwachte verkopen en kosten
  • liquiditeitsbegroting ----- wat zijn de ontvangsten en uitgaven
Met een financieel plan kan je zien of je bedrijfsidee haalbaar is 

Slide 22 - Diapositive

Maken opdrachten 
Afmaken paragraaf 4.1 t/m 12
Paragraaf 4.2 LEZEN
maken paragraaf 4.2 t/m 24



timer
20:00

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Paragraaf 4.2: Maken opdrachten 
13 t/m 24

Slide 24 - Diapositive

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Je kunt uitleggen wat een ondernemingsplan is;
  • Je kunt de belangrijke onderdelen uit het ondernemingsplan beschrijven;
  • Je kunt uitleggen wat marktonderzoek is;
  • Je kunt uitleggen dat een ondernemingsplan financieel haalbaar moet zijn.

Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.

Slide 25 - Diapositive

Op deze begroting maak je een inschatting van hoeveel geld je nodig hebt voor je bedrijf
A
financieringsplan
B
Investeringsbegroting
C
Resultatenbegroting
D
vreemd vermogen

Slide 26 - Quiz

In welk financieel plan staan de verwachte kosten van machines die vervangen moeten gaan worden?
A
Exploitatiebegroting
B
Investeringsbegroting

Slide 27 - Quiz

Stelling I : een investeringsbegroting geeft aan hoeveel geld je nodig hebt voor bedrijfsmiddelen om te starten.

Stelling II : een financieringsbegroting geeft aan hoe de investeringen betaald gaan worden.


A
Stelling I is juist Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn juist
D
Stelling I en II zijn onjuist

Slide 28 - Quiz

Om een eigen bedrijf te kunnen starten heb je spullen nodig.
Je maakt een .......begroting
A
investeringsbegroting
B
resultatenbegroting
C
financieringsbegroting
D
huishoudbegroting

Slide 29 - Quiz

In welke begroting vind je de verwachte inkomsten en uitgaven?
A
Investeringsbegroting
B
Financieringsbegroting
C
Exploitatiebegroting
D
Liquiditeitsbegroting

Slide 30 - Quiz

Wat komt niet voor op een investeringsbegroting
A
vlottende activa
B
omzet
C
aanloopkosten
D
liquide middelen

Slide 31 - Quiz