BS 2.1: voortplantingsstelsel van een man

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

BS 2.1: voortplantingsstelsel van een man

Planning

1. Leerdoelen
2. Uitleg BS 2.1
3. Opdrachten maken

Leerdoelen

• Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man benoemen op een plaatje
  
• Je kent de functies van de delen van het voortplantingsstelsel van een man
  
• Je weet hoe de delen van het voortplantingsstelsel van de man werken
  

Waarom is het handig dat mannen een ander geslachtsdeel dan vrouwen hebben?

Vorm mannelijk geslachtsdeel

• Zonder de geslachtsdelen konden we een zaadcel en eicel nooit samen laten komen
  
• Als er geen zaadcel en eicel samen kunnen komen, kunnen we ons niet meer voortplanten
  
• Gedeelte van het voortplantingsstelsel zie je aan de buitenkant.
• De rest van het voortplantinsstelsel ligt in de onderbuik.

Welke onderdelen van het mannelijk geslachtsorgaan ken je?

Schrijf mee!

We gaan alle onderdelen benoemen

Schrijf de functies op het bijbehorende blaadje

Ballen

• Teelballen: vormen van zaadcellen
• Bijballen: opslaan van zaadcellen
  
• Balzak: huidplooi waar de teelballen en bijballen in liggen

Temperatuur is iets lager dan in de buikholte voor de gunstige ontwikkeling van zaadcellen

Penis

• Penis: brengt sperma in een vagina in.
  
• Zwellichamen: brengen de penis in erectie
  
• Eikel: vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme.
  
• Voorhuid: huidplooi om de eikel
  

Zaad

• Zaadleiders: vervoeren zaadcellen
  
• Zaadblaasjes: voegen vocht toe met voedingsstoffen voor de zaadcellen
  
• Prostaat: voegen vocht toe waardoor de zaadcellen beter gaan bewegen
  

Zaad

• Urinebuis: vervoert urine en sperma.
  
• Zaadvocht: vocht uit de zaadblaasjes en uit de prostaat
  

Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de prostaat en vocht met voedingsstoffen uit de zaadblaasjes

Erectie

• Ontstaat wanneer de zwellichamen zich vullen met bloed 
• De penis wordt groter en steviger (ontstaat door seksuele prikkels)
  

Zaadcellen

Toetsinzage

Alles van tafel

Opdrachten maken

BS 2.1: opdrachten 1, 2, 4, 5 en 6