Organen

Organen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Organen

Slide 1 - Diapositive

Vorige week... 

Slide 2 - Diapositive

In deze les.... 
  • Lesopening: organen 
  • Quiz 
  • Uitleg organen 
  • Video + Vraag 
  • Teken opdracht 
  • Kahoot

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel 
Na deze les kan ik een aantal belangrijke organen in het menselijk lichaam opnoemen en weet ik waar ze ongeveer zitten. 

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn organen?

Slide 5 - Carte mentale

Wat is het grootste orgaan van het lichaam?
A
Longen
B
Hart
C
Huid
D
Lever

Slide 6 - Quiz

Welke organen helpen bij ademhaling?
A
Nieren
B
Darmen
C
Maag
D
Longen

Slide 7 - Quiz

Wat doet het hart?
A
Zuurstof opnemen
B
Bloed rondpompen
C
Afvalstoffen filteren
D
Voedsel verteren

Slide 8 - Quiz

Waar zit de lever?
A
Rechterbovenbuik
B
Achter in de rug
C
Boven in de benen
D
Linkerbovenbuik

Slide 9 - Quiz

Wat is de functie van de nieren?
A
Energie produceren
B
Lucht zuiveren
C
Bloed pompen
D
Afvalstoffen verwijderen

Slide 10 - Quiz

Wat zijn organen?
Hart, longen, maag, hersenen... maar we hebben er nog meer!
Je lijf moet van alles kunnen: ademhalen, eten, bewegen en nog veel meer. Daarom
heb je heel veel verschillende organen. Dat zijn onderdelen in je lijf die allemaal
weer iets anders kunnen. Zo pompt je hart bloed door je lijf, zuigen je longen lucht
naar binnen en kneedt je maag je eten.

Je hersenen zijn de opdrachtgevers. Die geven aan je hart
door in welk ritme het moet slaat. Ze seinen naar je longen
wanneer je weer zuurstof nodig hebt. Ze laten je voelen
wanneer je maag leeg is, zodat je trek krijgt. En omdat je
organen goed samenwerken, blijft je lichaam goed werken en
gezond.

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken aan één taak noemen we een orgaanstelsel

Slide 11 - Diapositive

Organen 
1. Hersenen
Je hersenen zijn de baas van je lichaam. Ze zorgen ervoor dat je kunt denken, voelen en bewegen. Ook regelen ze dingen waar je niet over na hoeft te denken, zoals ademhalen en je hartslag.  

2. Strot (strottenhoofd)
Je strot zit in je keel. Als je eet of drinkt, zorgt een klepje ervoor dat er niets in je luchtpijp komt. Anders zou je je kunnen verslikken!  

3. Longen
Dankzij je longen kun je ademen. Elke keer als je inademt, komt er zuurstof in je lichaam. Die zuurstof heb je nodig om te kunnen leven. Je longen geven de zuurstof door aan je bloed, zodat het naar de rest van je lichaam kan.  

4. Hart
Je hart is een sterke spier die je bloed rondpompt. Dat bloed brengt zuurstof naar je spieren en organen. Je hart klopt ongeveer zeventig keer per minuut. 

Slide 12 - Diapositive

Organen 
5. Lever
Je lever helpt je lichaam op verschillende manieren. Hij maakt stoffen die je nodig hebt, breekt afvalstoffen af en helpt je darmen om vetten op te nemen.

6. Milt
Je milt helpt je lichaam gezond te blijven. Hij maakt nieuwe bloedcellen aan en ruimt oude cellen op. Ook helpt hij je lichaam om ziektes te bestrijden.

7. Maag
Als je iets eet, komt het eerst in je maag. Hier wordt het voedsel fijngemaakt en gemengd met maagsap. Dit helpt je eten te verteren, zodat je lichaam de goede stoffen eruit kan halen.


Slide 13 - Diapositive

Organen
8. Dikke darm
De dikke darm haalt het laatste beetje water en zout uit je voedsel. Wat je lichaam niet meer nodig heeft, verlaat je lichaam als poep.

9. Dunne darm
De dunne darm haalt de belangrijke voedingsstoffen uit je eten. Deze voedingsstoffen gaan via je bloed naar de rest van je lichaam, zodat je energie hebt om te spelen, leren en groeien!


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

 Beschrijf de weg die het voedsel in het lichaam aflegt.
 Vul in:
de ontbrekende verteringsorganen in de juiste volgorde in.
Mond → ………………………………………………. 
→ ..……..…………………………………………. 
→………………………………………………… 
→ ..…..………………………………………. 
→ Einddarm

Slide 16 - Diapositive

Teken ze op de juiste plek

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien