Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
WAAR
NIET WAAR
FvD is een oppositiepartij
Voor een meerderheid in de Tweede Kamer heb je 75 zetels nodig
Het parlement bestaat uit coalitiepartijen en oppositiepartijen
De regering bestaat alleen uit oppositiepartijen
In Nederland moeten partijen samenwerken voor een meerderheid
De VVD is een coalitiepartij
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
Welke uitspraak over de kabinetsformatie is NIET waar?
A
De Tweede Kamer wijst de informateur aan
B
De formateur is meestal de nieuwe minister-president
C
De Koning beëdigt het nieuwe kabinet
D
Onder leiding van de formateur wordt het regeerakkoord geschreven
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
WAAR
NIET WAAR
De regering bestaat uit de koning en de ministers
Ministers geven leiding aan een ministerie
De regering is de volksvertegenwoordiging van Nederland
Het kabinet moet verantwoording afleggen aan het parlement
Ministers kunnen wetsvoorstellen indienen
Het parlement heeft een informatieplicht en moet daarom het kabinet van informatie voorzien
Slide 7 - Question de remorquage
Slide 8 - Diapositive
Wie is/zijn verantwoordelijk voor wat de koning zegt en doet in het openbaar?
A
De Koning zelf
B
De ministers
C
De leden van het parlement
D
De voorzitter van de Tweede Kamer
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat is NIET waar over de Nederlandse constitutionele monarchie?
A
De macht van het staatshoofd wordt beperkt door de grondwet
B
De inhoud van het overleg tussen de koning en minister-president blijft geheim (Geheim van Noordeinde)
C
Het staatshoofd wordt bepaald door erfopvolging
D
Het staatshoofd heeft officieel de meeste politieke macht
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Wanneer leest de Koning de Troonrede (de plannen van de ministers) voor?
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Wat gebeurt er NIET op Prinsjesdag?
A
De Minister van Financiën overhandigt de Miljoenennota
B
De Koning leest de Troonrede voor
C
De Minister van Financiën overhandigt de Rijksbegroting
D
De Tweede Kamer debatteert over de Rijksbegroting
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
WAAR
NIET WAAR
Met de Staten-Generaal wordt het parlement bedoeld
Met de Senaat wordt het kabinet bedoeld
Een deel van het parlement wordt indirect gekozen via de Provinciale Staten
De Eerste Kamer mag wetsvoorstellen wijzigen en indienen.
Het parlement bestaat uit 225 leden
De verkiezingen voor de Tweede Kamer en Provinciale Staten zijn gelijktijdig
Slide 20 - Question de remorquage
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Het parlement heeft twee taken: de (mede)wetgevende taak en de ... taak.
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
Recht van amendement
Recht van motie
Budget- of begrotingsrecht
Vragenrecht
Recht van initiatief
Recht van parlementair onderzoek
Goed- of afkeuren van wetsvoorstellen
Recht om een minister ter verantwoording te roepen in een debat
Het parlement stemt over wetsvoorstellen en keurt een voorstel
daarmee goed- of af.
Indienen van een wetsvoorstel
Wijzigen van een wetsvoorstel
Goed- of afkeuren van de begroting
Mondelinge of schriftelijke vragen stellen
Mening geven over het beleid van de minister of een minister met klem vragen iets te doen
Een lid van het kabinet naar de Kamer roepen om hem/haar verantwoording af te laten leggen
Een groot onderzoek instellen naar een bepaalde kwestie
Slide 25 - Question de remorquage
Bij welk recht hoort de motie van wantrouwen, het recht van enquête en het dertigledendebat?
Recht van parlementair onderzoek
Recht om een minister ter verantwoording te roepen in een debat
Recht van motie
Motie van wantrouwen
Recht van enquête
Dertigledendebat
Slide 26 - Question de remorquage
(Mede)wetgevende taak (3 rechten)
Controlerende taak (4 rechten)
(Mede)wetgevende taak én controlerende taak (1 recht)
Recht van initiatief
Recht van motie
Recht om een minister ter verantwoording te roepen in een debat
Vragenrecht
Recht van amendement
Recht van parlementair onderzoek
Goed- of afkeuren van wetsvoorstellen
Budget- of begrotingsrecht
Slide 27 - Question de remorquage
Vrijwel alle rechten van het parlement gelden voor de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Er zijn twee uitzonderingen. Welke twee rechten heeft de Tweede Kamer wél maar de Eerste Kamer niet? Het recht van initiatief en ... ?
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Toepassing
Je hebt tot nu toe vooral kennis moeten reproduceren.
Maar kun je de kennis ook toepassen?
Slide 33 - Diapositive
Welke taak van het parlement herken je in de tekst?
A
Controlerende taak
B
Wetgevende taak
Slide 34 - Quiz
Wat is de eerstvolgende stap in de kabinetsformatie?
A
De koning beëdigt het kabinet
B
Er wordt een regeerakkoord geschreven
C
De Tweede Kamer wijst de formateur aan
D
De Tweede Kamer debatteert over de verkiezingsuitslag
Slide 35 - Quiz
Wat kun je op basis van de tekst zeggen over Ferd Grapperhaus?
A
Grapperhaus is lid van een oppositiepartij.
B
Grapperhaus is lid van een coalitiepartij.
Slide 36 - Quiz
Welke taak van het parlement herken je in de tekst?
Slide 37 - Question ouverte
Waarom komt de Eerste Kamer niet zelf met een aanpassing van de wet?
A
omdat alleen het kabinet wetten mag aanpassen
B
omdat alleen de Tweede Kamer het recht van initiatief heeft
C
omdat de Eerste Kamer geen recht van amendement heeft
D
omdat in de Eerste kamer blijkbaar geen steun voor de aanpassing is