Taal verkennen thema 1 groep 7 directe en indirecte rede

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

doel:

Ik leer het verschil tussen de directe en indirecte rede.

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.

1. waar
2. niet waar

Een zin in directe rede staat tussen ... en begint met een ...

1. haakjes, kleine letter
2. aanhalingstekens, kleine letter
3. haakjes, hoofdletter
4. aanhalingstekens, hoofdletter

Wat mist de volgende directe rede?

De man riep: Je geld of je leven?

1. Haakjes
2. Aanhalingstekens
3. Een t achter geld
4. Een punt.

Aanhalingstekens staan altijd bij de .............

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Welke zin staat in de directe rede?

1. De jongen zegt dat hij een smaak ijs kiest.
2. Het meisje zegt dat de jongen niet zo gemeen moet doen.
3. Oma vraagt: 'Wat heb je gedaan op school?'
4. Filip zegt dat hij naar huis gaat.

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Mika vraagt:"Mag ik wat eten?"

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?

1. Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
2. Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
3. Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
4. Simon vertelde mij dat hij gisteren ziek was.

Jasmijn vraagt of ik bij haar kom spelen.

Zet deze zin in de DIRECTE rede

1. Jasmijn vraagt: 'kom je bij mij spelen?'
2. Jasmijn vraagt: 'Kom je bij mij spelen?'
3. Jasmijn vraagt 'Kom je bij mij spelen.'
4. Jasmijn vraagt 'kom je bij mij spelen.'

Directe of indirecte rede:
De juf zegt dat je je spullen op moet ruimen.

1. directe rede
2. indirecte rede

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Vigo zegt dat hij naar huis gaat.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Directe of indirecte rede?


Indy zegt: 'Omdat je op een paard kunt rijden.'

1. directe rede
2. indirecte rede
3. deze kun je niet kiezen
4. deze kun je niet kiezen

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
De juf vraagt of je stil wilt zijn.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Papa zegt dat ik mijn fiets voor het eten binnen moet zetten.

1. Directe rede
2. Indirecte rede