2KGT Samengestelde zinnen

11
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

11

Slide 1 - Diapositive

Welke voegwoorden zijn er?

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoelen
  • Je leert hoe je samengestelde zinnen kunt herkennen.
  • Je leert hoe samengestelde zinnen er uit zien.

Slide 3 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar zijn geplakt.

Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 4 - Diapositive

benoem de persoonsvorm:
Marloes neemt cola mee.

Slide 5 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm:
Peter zorgt voor de chips.

Slide 6 - Question ouverte

Benoem de persoonsvormen:
Marloes neemt cola mee en Peter zorgt voor de chips.

Slide 7 - Question ouverte

voegwoorden
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. 

Slide 8 - Diapositive

Benoem het voegwoord:
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.

Slide 9 - Question ouverte

Benoem het voegwoord:
Ik heb geen brood mee, dus ik moet naar de Aldi.

Slide 10 - Question ouverte

Benoem de persoonsvormen:
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.
A
lopen - kapot
B
ga - is
C
vandaag - is
D
ga - mijn

Slide 11 - Quiz

Benoem de persoonsvormen.
Omdat ik mijn brood ben vergeten, moet ik naar de Aldi.
A
Ik - mijn
B
Ben - naar
C
Ben - moet
D
Omdat - naar

Slide 12 - Quiz

Maak een samengestelde zin van deze zinnen:
Eergisteren was het weekend.
Vandaag zit ik gelukkig weer op school.

Slide 13 - Question ouverte

Maak een samengestelde zin van deze zinnen.
We gooien rijst bij bruiloften.
Dit is een symbool voor geluk.

Slide 14 - Question ouverte

Wat kan ik nu?
  • Samengestelde zinnen herkennen.
  • Voegwoorden herkennen en gebruiken in samengestelde zinnen.
  • De persoonsvormen benoemen in een samengestelde zin.

Slide 15 - Diapositive

Aan het werk
Maak van hoofdstuk 5 Grammatica, paragraaf 4 samengestelde zinnen. Opdracht 1 tot en met 4.
Laptop of boek.

Slide 16 - Diapositive