Wiederholung Wortschatz & Redemittel Zugspitze Teil 4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bist du ein Camper oder ein Hoteltyp?

Wat betekent:
Ich habe keine Ahnung.

1. Ik heb geen zin
2. Ik heb geen geld
3. Ik heb er geen erg in
4. Ik heb geen idee

Vul de zin aan:

Es tut mir sehr ... !

traurig

Leid

schade

Wat betekent:
kochen

1. kopen
2. koken
3. knopen
4. knokken

Wat wordt afgebeeld?

Sleep het juiste woord naar de afbeelding toe.

das Buch

die Dose

das Geschenk

der Plakat

das Gepäck

Hoe zeg je in het Duits:
Een kamer huren

1. Ein Zimmer kaufen
2. Ein Zimmer vermieten
3. Ein Zimmer mieten
4. Ein Zimmer besitzen

Wat is het tegenovergestelde van "schwierig" (=moeilijk)?

einfach

deutlich

schnell

Wat betekent:
Das ist egal

1. Je hebt gelijk
2. Het maakt niet uit
3. Het is belangrijk
4. Het is schoon

Wat wordt hier afgebeeld?

1. Der Himmel
2. Der See
3. Die Wolken
4. Das Meer

Vul de zin aan:

Maria hat viele Freunde und .... komen viele Gäste auf das Fest.

sondern

aber

deshalb

Welke woorden betekenen "kleding" in het Duits?
(drie opties mogelijk)

1. Die Kleider
2. Das Kleid
3. Die Klamotten
4. Die Kleidung

Op welke foto staat een Pullover?

Vul aan:
Ich möchte einen Termin....
(twee opties mogelijk)

1. treffen
2. schließen
3. vereinbaren
4. machen

Wat vind je goed aan deze LessonUp?
Wat kan beter?