samengestelde zinnen

samengestelde zinnen
blz. 58
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

samengestelde zinnen
blz. 58

Slide 1 - Diapositive

Maak de zin af:
Mark gaat verhuizen,

Slide 2 - Question ouverte

leerdoel
Aan het eind van de les kun je de persoonsvorm en het onderwerp in een samengestelde zin vinden. 

Slide 3 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen. 

2 (korte) zinnen worden aan elkaar geplakt door een voegwoord. 



Slide 4 - Diapositive

Noem een voegwoord

Slide 5 - Carte mentale

Let op!
Bij voegwoorden en, maar, of, want, en dus blijft de woordvolgorde hetzelfde.

Bij andere voegwoorden zoals: als, nadat, omdat, terwijl, en toen verandert de woordvolgorde.

Slide 6 - Diapositive

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 7 - Diapositive

DUS
Enkelvoudige zin = 1 persoonsvorm en 1 onderwerp

Samengestelde zin = 2 persoonsvormen en 2 onderwerpen 
(of soms zelfs meerdere persoonsvormen en meerdere onderwerpen)


Slide 8 - Diapositive

Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ik vind het fijn dat het mooi weer is.
B
De kinderen houden niet erg van skaten.
C
Een lange zin is niet altijd samengesteld.
D
Als je de stof herhaalt, onthoud je meer.

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm vinden in de samengestelde zin. 
Zet de zin in een andere tijd. Je maakt van tegenwoordige tijd verleden tijd en andersom. De volgorde van de woorden mag niet veranderen. 
De werkwoorden die veranderen zijn de persoonsvorm. 

- Amber gaat niet mee naar de bioscoop, want ze is ziek. 
- Amber ging niet mee naar de bioscoop, want ze was ziek. 


Slide 10 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd.

Ik ga naar de markt omdat ik appels wil kopen.

Slide 11 - Question ouverte

Onderwerp vinden in de samengestelde zin
Bijna elke persoossvorm heeft een eigen onderwerp. 
Het onderwerp vind je door de vraag wie (of wat) + persoonsvorm te stellen. 

- Amber gaat niet mee naar de bioscoop, want ze is ziek. 
Wie gaat?                    Amber 
Wie is (ziek)?                   ze 

Slide 12 - Diapositive

Wat zijn de persoonsvormen en onderwerpen van de volgende zin:
Hans eet chips, omdat hij dat lekker vindt.

Slide 13 - Question ouverte

Maken
Opdracht 1 en 3

Slide 14 - Diapositive

Hoe ging het werken voor jou?
A
Goed, ik kon me concentreren en werkte lekker door
B
Niet goed, ik had geen zin en heb mijn best niet gedaan
C
Niet goed, ik wilde wel maar had last van klasgenoten
D
Niet goed, ik begreep de opdrachten en leerstof niet

Slide 15 - Quiz