Week 6-09-02

Castor en Pollux
1 / 15
suivant
Slide 1: Carte mentale
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Castor en Pollux

Slide 1 - Carte mentale

Planning
- toetsstof proefwerkweek maart bespreken
- nakijken vertaling alinea tekst 6

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van deze les:
- weten jullie waarom de vijanden vluchten als Castor en Pollux in de strijd verschijnen

Slide 3 - Diapositive

Toetsstof
Woordjes:
Dikgedrukte woordjes les 1-5, LA-NE
Grammatica:
Alle grammatica van Les 1 tot en met 5. (Leer vooral HB p. 127 goed uit je hoofd)
Gelezen teksten:
Tekst 5
Ongeziene tekst

Slide 4 - Diapositive

Romani bellum gerunt,
A
De Romeinen voeren oorlog,
B
Oorlog voeren de Romeinen,
C
De oorlog voert de Romeinen,
D
De Romeinen voeren in de oorlog,

Slide 5 - Quiz

sed haud facile est victoriam parere.
A
maar de overwinning behalen is helemaal niet gemakkelijk
B
maar hij behaalt de overwinning niet gemakkelijk
C
maar het is helemaal niet gemakkelijk om de overwinning te behalen
D
maar het is heel gemakkelijk om de overwinning te behalen

Slide 6 - Quiz

Dux Romanorum cladem timet.
A
De aanvoerder vreest de nederlaag voor de Romeinen.
B
De leider van de Romeinen is bang voor de nederlaag.
C
De aanvoerder vreest de nederlaag met de Romeinen.
D
De aanvoerder van de Romeinen vreest de nederlaag.

Slide 7 - Quiz

Auxilium deorum orat.
A
Hij smeekt bij de goden om hulp.
B
Hij smeekt om hulp van de goden.
C
Hij bidt om hulp van de goden.
D
De goden smeken hem om hulp.

Slide 8 - Quiz

Subito sonitus ungularum!
A
Plotseling maken de hoeven geluid.
B
Plotseling is er geluid van hoeven
C
Door het geluid hoort hij plotseling de hoeven.

Slide 9 - Quiz

Equi accedunt. Equi sunt candidi et ingentes.
A
De paarden naderen. De paarden zijn stralend wit en enorm groot.
B
Ze naderen op paarden. Ze zijn stralend wit en enorm groot.
C
Met paarden naderen zij. Zij zijn stralend wit en enorm groot.

Slide 10 - Quiz

Dicunt: ''Non sunt viri, sed dei!
A
Zij zeggen: ''Er zijn geen mannen, maar goden!
B
Zij zeggen: ''Zij zijn geen goden, maar mannen!
C
Zij zeggen: "Zij zijn geen mannen, maar goden!
D
Zij zeggen: ''Wij hebben geen mannen, maar goden!

Slide 11 - Quiz

Si in pugna dei Romanis favent,
A
Als de Romeinen in het gevecht steun geven aan de goden,
B
Als de goden in het gevecht steun geven aan de Romeinen,
C
Als het gevecht steun geeft aan de Romeinen
D
Als de goden steun geven met de Romeinen in het gevecht,

Slide 12 - Quiz

vincere nobis fas non est.''
A
is het voor ons niet mogelijk om te (over)winnen
B
is het met ons niet mogelijk te (over)winnen
C
is het voor ons mogelijk om te (over)winnen
D
is het met ons mogelijk te (over)winnen

Slide 13 - Quiz

Ideo hostes fugiunt.
A
Daarom verjagen zij de vijanden.
B
Daarom vlucht de vijand.
C
Daarom vluchten de vijanden.
D
Daarom vluchten zij met de vijanden.

Slide 14 - Quiz

Sic auxilio Castoris et Pollucis Romani hostes vincunt.
A
Zo overwinnen de Romeinen met hulp van C. en P. de vijanden.
B
Zo overwinnen de vijanden met hulp van C. en P. de Romeinen.
C
Zo overwinnen C. en P. de vijanden.

Slide 15 - Quiz