Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
(het begin van de-) Theatergeschiedenis
Slide 1 - Diapositive
Introductie
Toneel wordt al eeuwenlang gemaakt. Het tragedie wordt sinds de Grieken beschouwd als de belangrijkste toneelsoort. De Grieken bedachten zelfs een aantal regels waar aan een tragedie moest voldoen
Slide 2 - Diapositive
Wist je dat:
- In de tijd van de Grieken alleen mannen toneel speelden
- In deze tijd de eerste theaters ontstonden
- Er in deze tijd altijd een koor meedeed in een toneelstuk
Slide 3 - Diapositive
Inleiding:
De verhalen uit deze tijd waren allemaal gebaseerd op mythes en historische verhalen. Dit waren in het begin alleen tragedies waar in hele nare zaken gebeurden.
Later kwam hier het satyrespel bij. Deze verhalen kwamen in opbouw overeen met tragedies, maar waren vaak een stuk vrolijker.
Slide 4 - Diapositive
In deze tijd ontstond de eerste vorm van het theater. In eerste instantie waren er nauwelijks acteurs. Alle teksten werden uitgesproken door het koor.
Hier voegde zich later de eerste acteur bij. Deze speler speelde alle rollen en werd ook wel de protagonist genoemd.
Later werd hier een tegenspeler aan toegevoegd. Deze werd de antagonist genoemd. Dit was vaak de ani-held van het stuk.
Als laatste voegde men hier de derde acteur aan toe. Hij werd de tritagonist genoemd en speelde een bemiddelende rol tussen de eerste en tweede acteur.
Slide 5 - Diapositive
Er waren dus maar drie acteurs, hoewel ze wel meerdere rollen speelden. Met behulp van maskers konden de acteurs dit duidelijk maken aan het publiek. Daarbij mochten alleen mannen spelen in het theater. De maskers werden dus ook gebruikt om vrouwenrollen aan te duiden.
Slide 6 - Diapositive
Een MASKER
Slide 7 - Diapositive
Met een masker kun je iemand anders uitbeelden dan je zelf bent.
Slide 8 - Diapositive
Inspiratie maskers
Slide 9 - Diapositive
Schetsen
Maak 2 schetsen. Zorg ervoor dat beide schetsen verschillend zijn. Zorg ervoor dat er uitsteeksels zijn. Denk aan oren, een hoed, vlammen, hoorns, een lange neus..