Werkwoordspelling H1

Welkom 1ha2!
Vandaag:
Werkwoordspelling PVTT
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 1ha2!
Vandaag:
Werkwoordspelling PVTT

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Nakijken De Brug
  • Uitleg 'persoonsvorm tegenwoordige tijd'
  • Samen opdrachten maken
  • Zelfstandig werken 

Slide 2 - Diapositive

Antwoorden 'De Brug'
Opdracht 1:
1. wint          2. Beleeft        3. blijf
4. blaast     5. vervangt     6. Houd
Opdracht 2:
1. buigen - (ik) buig - (hij) buigt - (wij) buigen
2. drinken - (ik) drink - (hij) drinkt - (wij) drinken
3. Graven - (ik) graaf - (hij) graaft - (wij) graven
4. reizen - (ik) reis - (hij) reist - (wij) reizen
5. verbinden - (ik) verbind - (hij) verbindt - (wij) verbinden
6. worden - (ik) word - (hij) wordt - (wij) worden

Slide 3 - Diapositive

Antwoorden 'De Brug'
Opdracht 3:
Zwakke werkwoorden zijn: schaatsen, luisteren, aaien, plakken
--> slap
Opdracht 4:
1. gebruiken - (ev) gebruikte - (mv) gebruikten
2. rennen - (ev) rende - (mv) renden
3. rusten - (ev) rustte - (mv) rustten
4. schreeuwen - (ev) schreeuwde - (mv) schreeuwden
5. trommelen - (ev) trommelde -(mv) trommelden
6. verdwalen - (ev) verdwaalde - (mv) verdwaalden

Slide 4 - Diapositive

Spelling werkwoorden, H1
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Bij de spelling van de pvtt ga je uit van de ik-vorm.

Slide 5 - Diapositive

Hoe vind je de ik-vorm?
De ik-vorm vind je door van het hele werkwoord (de infinitief) de laatste twee letters (-en) weg te laten. 
Bijvoorbeeld: wandelen --> wandel

  • Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
zetten - zet of lopen - loop
  • Soms moet je een letter veranderen:
reizen - reis of verven - verf

Slide 6 - Diapositive

Zo schrijf je de pvtt:

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 1
Noteer van de werkwoorden de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.
1. bakken              6. geloven                    11. verkopen
2. bereiden          7. leren                          12. verzetten
3. blazen               8. ontsnappen          13. wijzen
4. durven              9. schrijven                 14. zaaien
5. duwen              10. schrobben            15. zwemmen

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag!
Nu ga je zelf aan het werk. 
Van opdracht 2 kies je ten minste 5 werkwoorden. Noteer steeds eerst het hele werkwoord en daarachter de twee ik-vormen.

Maak opdracht 3 en 4. Niet af? --> huiswerk voor morgen.

Slide 9 - Diapositive

Huiswerk
  • Maak opdracht 1 t/m 5 van spelling - werkwoorden, hoofdstuk 1.
  • Vergeet niet een boek te halen bij de bieb! 
  • Als je je boeken top 5 nog niet af had, lever je die ook nog in. 

Slide 10 - Diapositive