Woordenschat H4

Nederlands H4
Woordenschat:
Je leert over achtervoegsels. 

In het boek bladzijde: 102
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nederlands H4
Woordenschat:
Je leert over achtervoegsels. 

In het boek bladzijde: 102

Slide 1 - Diapositive

Wat waren voorvoegsels ook alweer?
(KGT > H3)

Slide 2 - Carte mentale

Voorvoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord + een voorvoegsel. Voorvoegsels staan voor het woord en hebben invloed op de betekenis. 
Voorvoegsels die veel voorkomen + de betekenis staan hieronder: 
  • non- = niet, zonder. Non-stop: zonder stoppen. 
  • on = niet. Onhandig: niet handig. 
  • mis = verkeerd, fout. Misschatting: verkeerde schatting. 
  • her = weer, opnieuw. Herexamen: opnieuw examen. 
  • ex- = niet meer, van vroeger. Ex-vriendin: vriendin van vroeger

Slide 3 - Diapositive

Dus, hergebruiken betekent dan:
A
Verkeerd gebruiken
B
Niet gebruiken
C
Opnieuw gebruiken
D
Niet meer gebruiken

Slide 4 - Quiz

Achtervoegsels
Voorvoegsels zijn woorden voor een woord. 
Achtervoegsels zijn woorden voor achter een woord.

Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: 
-lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis:
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak

Slide 5 - Diapositive

Betekenis van een woord
Je kunt de betekenis van een woord met een achtervoegsel vaak zelf achterhalen.

Bijvoorbeeld: Mijn neef is een beoefenaar van taekwondo. 
In beoefenaar herken je het woord beoefen en het achtervoegsel -aar. Een beoefenaar van taekwondo is dus iemand die taekwondo beoefent.

Slide 6 - Diapositive

Beschrijf het woord: eenzaamheid

Slide 7 - Question ouverte

Beschrijf het woord: bruikbaar

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Online aan het werk. 
Maak de opdrachten van H4 Nederlands woordenschat online! 

Tip > schrijf de woorden + betekenissen van opdracht 2/ 3 op! Dat is handig voor het leren later. 

Slide 10 - Diapositive