Chapitre 1 - Le verbe avoir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde!

Le programme d'aujourd'hui

- vocabulaire interrogation

- brise-glace: les nombres

- ex. 17/18/19 lidwoorden 

- zinnen PO + le verbe avoir

- Blooket

- les devoirs

Quel est ton numéro de téléphone?

 

c'est le zero six/ ....../...../..../....

C'est le  zéro/six / ....

1. Schrijf je eigen telefoonnummer op.

2.Op mijn teken vertel je dit in het Frans aan je buur.. Die noteert het nummer.

3.Op mijn teken controleer je het blaadje van je buur

Tu as quel âge?

J'ai onze/douze/treize ans

Et toi, tu as quel âge?

J'ai onze/douze treize ans.

Quel est ton numéro de téléphone?

 C'est le zéro six .....................................................

PO: Se présenter (p.52-54)

In je vlog moeten in ieder geval de volgende onderdelen terugkomen:

- minimaal 3 zinnen waarin je jezelf voorstelt (gedag zeggen, naam, leeftijd, woonplaats)

- minimaal 3 zinnen over je familie/huisdieren (namen/leeftijden broers/zussen, ouders, huisdieren)

- minimaal 3 zinnen over wat vind je leuk (je hobby’s/sport/lievelingseten, vak etc…)

Een goede inzet wordt beloond ! Wees creatief !

Als je niet over je eigen familie wil vertellen, dan kies je een leuke (bekende) familie uit.

Eerst even in het Nederlands...

Hoe vervoegen wij het werkwoord "hebben"?

Hebben = AVOIR

Quel est l'objectif? (doel)

- Jullie kennen de persoonlijke voornaamwoorden
- Jullie kunnen aan het eind van de les het werkwoord 'avoir' herkennen en vervoegen

Ik

jij

hij

zij

wij - men

wij

jullie - U

Zij (v. mv)

zij (m. mv)

je - j'

Tu

il

elle

on

nous

vous

elles

ils

Encore une fois!

j' ai   = ik heb

Tu as   = jij hebt 

Il a  = hij heeft 

Elle a  = zij heeft 

On a =  we hebben

Encore une fois!

Nous avons  = wij hebben

Vous avez = jullie hebben/ u heeft

Ils ont  = zij hebben

Elles ont = zij hebben

AVOIR ( = hebben)

Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Oefenen...

Pratiquer

J'

Tu

Il / Elle

Nous

Vous

Ils / Elles

Ai

A

Ont

Avez

As

Avons

Wat betekent "nous avons"?

1. ik heb
2. u heeft
3. wij hebben
4. zij hebben

Wat betekent "il a" ?

1. hij heeft
2. zij heeft
3. u heeft
4. zij hebben

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Dans des phrases

Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Elles .... une grand-mère super!

1. avons
2. a
3. ont
4. avez

Vous ..... une grande chambre?

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

Tu .... une sœur?

1. ont
2. a
3. as
4. avons

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

Tu ... quel âge?

1. as
2. es
3. avez
4. ont

Jaques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

S'entraîner

Ex. 30, 31, 32

Phrases pour le PO

Les devoirs

- PO se présenter

- ex. 11, 12 chapitre 1

- vocabulaire blz 52-54