Klas 1H / HV

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Dienstag den 25. Februar 2025

Welkom bij de les Duits!

Was machen wir heute?

Grammatica: werkwoorden herhalen

Getallen tot 1000

Huiswerk

Einde les

Lernziel(e)

Je kunt de regelmatige werkwoorden met de stam op -d/-t in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Je weet hoe je het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord met de stam op -d/-t moet vormen.

Hoe vervoeg je werkwoorden? 

1. Maak de stam van het werkwoord

2. Zet de juiste uitgang erachter 

de stam van het werkwoord

          Bijna alle ww in het Duits 

          eindigen op -en (sommige op -n)

          Als je -en eraf haalt 

          hou je de stam over: 

b.v. machen, stam is dan mach-

      

Vervoeging werkwoorden

	FE-
ich	spiel e
du	spiel st
er / sie / es	spiel t
wir	spiel en
ihr	spiel t
sie / Sie	spiel en

Stam eindigt op -d of -t

arbeiten                  ->  arbeit-

melden                    ->  meld-

tanzen                     ->  tanz-

reisen                      ->   reis-

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d

werkwoord: arbeiten -> stam:arbeit-

Bij du - er/sie/es - ihr -> extra -e 

ich arbeit e

du arbeit est

er/sie es arbeit et

wir arbeit en

ihr arbeit et

sie arbeit en

Sie arbeit en

Werkwoorden met d/t in stam

	(arbeiten)	(melden)
ich	arbeit - e	meld- e
du	arbeit - e st	meld- e st
er/sie/es	arbeit - e t	meld- e t
wir	arbeit - en	meld- en
ihr	arbeit - e t	meld - e t
sie/Sie	arbeit - en	meld - en
	ge - arbeit - e t	ge - meld - e t

voltooid deelwoord bij werkwoorden die eindigen op 

-d of -t

arbeiten

ge arbeit et

(+e)

We gaan oefenen

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

en

en

e

st

t

t

Bij werkwoorden op d/t krijg je
bij de persoonsvorm jij, hij/zij/het en jullie
een extra ....... voor de uitgang

Stam van wohnen

1. wohnen
2. wohne
3. wo
4. wohn

Stam van 'reden'

1. red
2. reden
3. rede
4. redenen

du ........

1. wohne
2. wohnen
3. wohnt
4. wohnst

ich ........

1. redt
2. redet
3. rede
4. redst

Ihr (spielen) _________________

Max und Peter (spielen) _________________

Ich (kennen) _________________

Louise (brauchen) _________________

Du (arbeiten) _________________

Er (melden) _________________

mieten

ihr

1. miete
2. mietest
3. mietet
4. mieten

reden

ich ...

1. rede
2. redest
3. redet
4. reden

Warum (warten) ............. du nicht?

Warum (warten) ............. du nicht?

Seit wann ... du?

1. reitst
2. reitest

Ihr ... aber viel!

1. redt
2. redet

Warum ... er nicht?

1. antwortet
2. antwort

Conclusie:

Je weet nu dat je bij een regelmatig werkwoord met stam op -t of -d een extra denkstapje moet doen, namelijk:

bij DU, ER / SIE / ES en IHR een extra E toevoegen

bijv: du arbeitest    er meldet   ihr findet

Begrijp je hoe je de werkwoorden moet vervoegen?

In het Duits worden de telwoorden altijd als één woord geschreven. 

100 = hundert                            800 = achthundert

200 = zweihundert                   900 = neunhundert

300 = dreihundert                   1000 = tausend

400 = vierhundert

500 = fünfhundert

600 = sechshundert

700 = siebenhundert

Hausaufgaben

Leren: Lektion 1 +2 / blz. 92 

+ Gramm C:  telwoorden blz. 60

Maken: opdracht 12, 13, blz. 60,61