chapitre 5 passécomposé
1 / 12
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Traduis: j'ai parlé
A
ik heb gegeten
B
ik heb gelachen
C
ik heb gepraat
D
ik heb ontmoet
Slide 2 - Quiz
Traduis: le voisin
A
de buurvrouw
B
de buurman
C
de neef
D
de vriend
Slide 3 - Quiz
Traduis: la cousine
A
de zus
B
de neef
C
de buurvrouw
D
de nicht
Slide 4 - Quiz
Traduis: qui
A
waarom
B
wie
C
bij
D
volgende
Slide 5 - Quiz
Traduis: cette année
A
dit jaar
B
vandaag
C
morgen
D
natuurlijk
Slide 6 - Quiz
Traduis: het geld
A
le jardin
B
refuser
C
l'argent
D
l'âge
Slide 7 - Quiz
Zet in de passé composé (= verleden tijd):
(manger) Tu ............. ..................
(manger) Tu ............. ..................
A
ai mangé
B
as mangé
C
avons mangé
D
avez mangé
Slide 8 - Quiz
Zet in de passé composé (= verleden tijd):
(parler) Vous ............. ..................
(parler) Vous ............. ..................
A
ai parlé
B
as parlé
C
avons parlé
D
avez parlé
Slide 9 - Quiz
Zet in de passé composé (= verleden tijd):
(rigoler) J' ............. ..................
(rigoler) J' ............. ..................
A
ai rigolé
B
as rigolé
C
avons rigolé
D
avez rigolé
Slide 10 - Quiz
Zet in de passé composé (= verleden tijd):
(chanter) Tom ............. ..................
(chanter) Tom ............. ..................
A
as chanté
B
ont chanté
C
a chanté
D
avons chanté
Slide 11 - Quiz
Wat heb je gisteren gedaan? Schrijf op in het Frans
