5 maart 2020 klas 1

WELCOME!
Welcome!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WELCOME!
Welcome!

Slide 1 - Diapositive


Questions or comments before we start?

Slide 2 - Diapositive

Today
- Planning upcoming weeks
- Check homework
-  Repeat grammar:
1: Negative sentences
2: Word order
- Start on homework


Slide 3 - Diapositive

Planning upcoming weeks
Vrijdag 5 maart (A): Werken aan chapter 3
Maandag 8 maart (B): Werken aan chapter 3
Vrijdag 12 maart (B): Op school: vaardigheidstoets = lezen en luisteren 
Thuis: werken aan chapter 3
Maandag 15 maart (A): Op school: vaardigheidstoets = lezen en luisteren
Thuis: werken aan chapter 3
Vrijdag 19 maart (A): Work on chapter 3 + (inhalen toets)
Maandag 22 maart (B): Work on chapter 3 + (inhalen toets)

Slide 4 - Diapositive

Check homework

Slide 5 - Diapositive

Next up...
Negative sentences

Slide 6 - Diapositive

Hoe maak je een ontkennende zin?
Bij de werkwoorden to be, can, may en will zet je not achter het werkwoord.
I am tired.
I am not tired.

Bij een ander werkwoord zet je don't of doesn't voor het werkwoord.
I like dogs.
I don't like dogs.


Slide 7 - Diapositive

Kies de juiste ontkennende zin:
I drink soda.
A
I not drink soda.
B
I don't drink soda.
C
Not I drink soda.
D
No soda I drink.

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste ontkennende zin:
She is very beautiful.
A
She is not very beautiful.
B
Not is she very beautiful.
C
She don't is very beautiful.
D
She doesn't is very beautiful.

Slide 9 - Quiz

Maak ontkennend:
You buy apples.

Slide 10 - Question ouverte

Maak ontkennend:
You are funny.

Slide 11 - Question ouverte

Next up...
Word order

Slide 12 - Diapositive







Plaats voor tijd - P komt voor de T

Slide 13 - Diapositive

Word order
Een tekst kan uit 5 onderdelen bestaan. Zet deze in de juiste volgorde
Wie
Doet
Wat
Waar 
Wanneer

Slide 14 - Question de remorquage

Is the word order correct?
"I drink every day three cups of coffee."
A
correct
B
incorrect

Slide 15 - Quiz

Fill in the correct word order.

My best friend is moving ...
A
to Australia in January.
B
in January to Australia.

Slide 16 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 17 - Quiz

Zet in de goede volgorde:
has - Liz - computer science - in the library

Slide 18 - Question ouverte

Zet in de goede volgorde:
a school party - have - we - twice a year

Slide 19 - Question ouverte

Zet in de goede volgorde:
every day at eight o'clock - at the bus stop - I - meet my friends

Slide 20 - Question ouverte

Start on homework
Reading
1a: Exercises 20 a, b & c and 22
1g: Exercises 17, 18 a & b and 20.

Slide 21 - Diapositive


Questions or comments before we finish class?

Slide 22 - Diapositive