Werkwoordspelling: pv t.t. en v.t., voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

De volgende zinnen bevatten

persoonsvormen t.t.

persoonsvormen v.t.

voltooide deelwoorden

bijvoeglijke naamwoorden

Heb jij gezien, wat er is (gebeuren)

1. gebeurd
2. gebeurdt
3. gebeurt

De zon (verblinden) mijn ogen. (t.t.)

1. verblind
2. verblindt
3. verblint

De brandweer (ontruimen) de hele buurt. (v.t.)

1. ontruimde
2. ontruimdde
3. ontruimden

Denk je dat hij ons (verraden)? (t.t.)

1. verraat
2. verraad
3. verraadt

Ik ben er zelf ook weleens (verdwalen).

1. verdwaaldt
2. verdwaalt
3. verdwaald

Het (bieden) bedrag is veel te laag.

1. gebode
2. geboden
3. geboodde
4. geboodden

De (posten) brief kwam te laat aan.

1. gepostte
2. geposte
3. geposten
4. gepostten

(Bekleden) je opa die functie nog steeds? (t.t.)

1. Bekleed
2. Bekleedt
3. Bekleet

De ouders (tobben) heel erg over hun zieke kind.

1. tobden
2. tobten
3. tobde
4. tobte

Door de dichte mist (landen) er gisteren geen vliegtuigen.

1. landen
2. landden
3. landde
4. lande

Door betere prestaties (vergroten) hij zijn kans om te slagen.

1. vergrote
2. vergroote
3. Vergrootte
4. vergroten

We hebben je (matchen) met een heel leuk stagebedrijf!

1. gematched
2. gematchet
3. gematcht

Het (verkleden) kind moest lang wachten voor het mocht optreden.

1. verkleden
2. verkleedde
3. verklede
4. verkleedden