Grammatica

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

De kinderen beginnen aan de opdracht.

De juf verwacht goede antwoorden.

Safir bedankt zijn klasgenoten.

Jip verscheurt een papiertje.

Dat stoort Job behoorlijk.

Nu knoeit hij in zijn schrift.

Persoonsvorm

Maak de zin vragend en klik op het goede antwoord. 

Mila kijkt televisie met haar jongere zusje.

1. zusje
2. kijkt
3. televisie
4. jongere

Ze volgen samen een leuke serie.

1. volgen
2. samen
3. leuke
4. serie

Die gaat over een ondeugende jongen.

1. ondeugende
2. jongen
3. gaat
4. over

Iedere keer beleeft hij een grappig avontuur.

1. grappig
2. avontuur
3. keer
4. beleeft

Hij vertelt op zijn nieuwe school over muizen.

1. school
2. nieuwe
3. muizen
4. vertelt

Help! Hij laat de witte muizen los in de klas!

1. witte
2. help
3. laat
4. klas

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 

Mila kijkt televisie met haar jongere zusje.

1. kijkt
2. televisie
3. jongere
4. zusje

Ze volgen samen een leuke serie.

1. serie
2. volgen
3. samen
4. leuke

Die gaat over een ondeugende jongen.

1. gaat
2. ondeugende
3. jongen
4. over

Iedere keer beleeft hij een grappig avontuur.

1. grappig
2. avontuur
3. beleeft
4. keer

Hij vertelt op zijn nieuwe school over muizen.

1. vertelt
2. nieuwe
3. school
4. muizen

Help! Hij laat de witte muizen los in de klas!

1. witte
2. help
3. muizen
4. klas