Week 6: Blok 3 Lezen KGT 3.12 + 3.13

Nederlands
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Planning week 6
Lezen BLOK 3 KGT
3.12 + 3.13 


Nieuwsbegrip tekst + opdrachten
NB Online week 6
Stillezen 


Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze week:

  • kun je uitleggende teksten herkennen;
  • zie je het verschil tussen hoofd- en bijzaken in een tekst;
  • kun je een korte samenvatting van een tekst maken.

Slide 3 - Diapositive

Les 1
Lezen





Slide 4 - Diapositive

Les 2
Uitleg Lezen blok 3 KGT

3.12





Slide 5 - Diapositive

Tekstsoort: 

Informerende tekst 

Amuserende tekst


Aansporende tekst

Uitleggende tekst


Overtuigende tekst: 
Tekstdoel:

informeren: de lezer iets nieuws vertellen

amuseren: de lezer vermaken of plezier geven

overhalen: de lezer overhalen iets te doen

uitleggen: de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet

overtuigen: een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is


Slide 6 - Diapositive

Tekstsoort: informerende tekst

Tekstdoel: informeren: de lezer iets nieuws vertellen

Tekstvorm: nieuwsbericht, tijdschriftartikel, verslag, werkstuk, folder


Tekstsoort: uitleggende tekst

Tekstdoel: uitleggen: de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet

Tekstvorm: schoolboektekst, recept, handleiding, gebruiksaanwijzing



Slide 7 - Diapositive

Instructies (1)
Veel uitleggende teksten zijn instructies. Een instructie is een uitleg over hoe je iets moet doen, zoals een recept of een knutseluitleg.

Instructies hebben een of meer van deze kenmerken:

  • uitleg in stappen, vaak met nummers, streepjes of bolletjes;
  • in de stappen staan volgordewoorden: eerst, daarna, ten slotte;
  • elke stap begint met een werkwoord;
  • afbeeldingen maken de stappen duidelijk;

Slide 8 - Diapositive

Instructies (2)
voorbeeld
Maak de muur schoon met schoonmaakmiddel.
Vul de gaten met plamuur.

Let op: soms staan bij één stap of in één zin twee dingen die je moet doen. Lees een instructie daarom heel precies, zodat je precies doet wat er staat en geen stap overslaat.

voorbeeld
Maak eerst de muur schoon met schoonmaakmiddel en vul daarna de gaten met plamuur.

Slide 9 - Diapositive

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel van een gebruiksaanwijzing?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het tekstdoel van een uitnodiging/aankondiging?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is dit voor tekstsoort?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het doel van een artikel?

Slide 15 - Question ouverte

Een reclame heeft als belangrijkste tekstdoel ...
A
overtuigen
B
overhalen
C
amuseren
D
informeren

Slide 16 - Quiz

Een leesboek heeft als tekstdoel...
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 17 - Quiz

Aan de slag 
Blok 3 LEZEN KGT 
3.12: 1.1 t/m 2.5

Blok 3 LEZEN BK
Bijspijkeren of opstromen

Slide 18 - Diapositive

Les 3
LEZEN
 



Slide 19 - Diapositive

Les 4
Uitleg Lezen blok 3 KGT

3.13

 



Slide 20 - Diapositive

Hoofdzaken, bijzaken, kernzin
Niet alle informatie in een tekst is even belangrijk. De belangrijkste informatie noem je de hoofdzaak. De minder belangrijke dingen zijn bijzaken. De bijzaken helpen je om de tekst beter te begrijpen of ze maken de tekst leuker om te lezen.

In een alinea staat de hoofdzaak meestal in de eerste of de laatste zin. Dat is de kernzin. In de andere zinnen staan bijzaken. Ze geven uitleg of voorbeelden bij de kernzin.

Teksten in schoolboeken zijn vaak extra moeilijk, omdat er veel informatie in staat. Let bij het leren voor toetsen goed op hoofd- en bijzaken. Hoofdzaken moet je in elk geval begrijpen en onthouden. Soms moet je ook voorbeelden kunnen geven.

Slide 21 - Diapositive

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 22 - Quiz

Een tekst heeft...
A
altijd een hoofdgedachte
B
niet altijd een hoofdgedachte
C
nooit een hoofdgedachte

Slide 23 - Quiz

Wat is belangrijker in een tekst: hoofdzaken of bijzaken?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 24 - Quiz

Waar kun je hoofdzaken vinden in de tekst?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...

Slide 26 - Quiz

Voorbeelden, getallen en extra uitleg zijn vaak...
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 27 - Quiz

Aan de slag 
Blok 3 LEZEN KGT 
3.13: 3.1 t/m 8.3

Blok 3 LEZEN BK
Bijspijkeren of opstromen

Slide 28 - Diapositive

Les 5 & 6


NB Tekst lezen 
& Nieuwsbegrip online

Slide 29 - Diapositive

Huiswerk
NIEUWSBEGRIP ONLINE
Woordenschat 
Andere tekstsoort week 6

LEZEN BLOK 3 KGT
3.12: 1.1 t/m 2.5 
3.13: 3.1 t/m 8.3

Slide 30 - Diapositive