oefen SO bijvoeglijk naamwoorden

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning tot einde schooljaar

Slide 2 - Diapositive

Na deze unité kun je / ken je / weet je:
- Wat "le festival de Cannes" is

- Nieuwe Franse woorden over films, televisie, bioscoop en beschrijven.

- Iemand beschrijven in het Frans door middel van bijvoeglijk naamwoorden.

- de seizoenen en de maanden in het Frans.

- Je mening geven in het Frans.



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive


> Oefen SO
> onderstreep het bijvoeglijk naamwoord
> zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm
>Ze het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats
> combineer de beschrijvingen met de juiste naam
Na deze les kan ik / ken ik / weet ik:
- Een aantal bijvoeglijk naamwoorden in het Frans.
- Hoe ik een bijvoeglijk maamwoord in een zin           moet gebruiken.

Slide 5 - Diapositive

> Oefen SO
> onderstreep het bijvoeglijk naamwoord
1. Nous avons une grande maison
2. j'ai un jeans bleu
3. c'est un homme chauve
4. il y a un grand arbre en bois
5. dans la classe il y a une table en plastique
6. Elena est une belle fille
7. nous avons acheter une nouvelle robe
8 ma jolie grand-mère a 98 ans elle est une vieille dame

Slide 6 - Diapositive


> Oefen SO
> onderstreep het bijvoeglijk naamwoord
1. Nous avons une grande maison
2. j'ai un jeans bleu
3. c'est un homme chauve
4. il y a un grand arbre en bois
5. dans la petite classe il y a une table en plastique
6. Elena est une belle fille
7. nous avons acheter une nouvelle robe
8 ma jolie grand-mère a 98 ans elle est une vieille dame

Slide 7 - Diapositive


> Oefen SO
> zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm
1. ma soeur est très ................(sportif)
2. ma copine est .................. (long)
3. mes grand-mères sont très .........(vieux)
4. mon frère a les cheveux ............... (châtain)
5. mon ami a les yeux ............... (brun)
6. il y a trois tables .............. (blanc)
7. nous avons quatre voitures .............. (rouge)



Slide 8 - Diapositive

> Oefen SO
> zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm
1. ma soeur est très sportive (sportif)
2. ma copine est longe (long)
3. mes grand-mères sont très vieilles.(vieux)
4. mon frère a les cheveux châtains (châtain)
5. mon ami a les yeux bruns (brun)
6. il y a trois tables blanches. (blanc)
blanc = mannelijk
blanche = vrouwelijk

7. nou avons quatre voitures rouges (rouge)



Slide 9 - Diapositive

> Oefen SO
>Ze het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats
  1. la ................... table ..................... (grand)
  2. la ............................... télé ....................(blanc)
  3. les .............................garçons .............. (nouveau)
  4. une .....................pizza.................. (bon)
  5. le .............................. prof....................(lourd)
  6. Ma ............... tante................(jeune)
  7. le ................. gâteau .................... (joli)
  8. les .....................yeux.................(gris)
  9. la ...................... femme ................. (jaloux)




Slide 10 - Diapositive

> Oefen SO
>Ze het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats
  1. la grande table ..................... (grand)
  2. la ............................... télé blanche (blanc)
  3. les nouveaux garçons .............. (nouveau)
  4. une bonne pizza.................. (bon)
  5. le .............................. prof lourd .(lourd)
  6. Ma jeune tante................(jeune)
  7. le joli gâteau .................... (joli)
  8. les .....................yeux gris .(gris)
  9. la ...................... femme jalouse (jaloux)




Slide 11 - Diapositive

> Oefen SO
> combineer de beschrijvingen met de juiste naam




1. c'est un homme, il porte des lunettes, il a les cheveux gris bouclés et les yeux bruns
2. c'est une femme, elle a les cheveux châtain et bouclés. Ella a les yeux brun et elle porte une chapeau verte
3. c'est un homme il a une barbe, il a les cheveux blonds et raides, il a les yeux bruns
4. C'est une femme elle a les yeux bleus et les cheveux blondes et raides.

Slide 12 - Diapositive

een bv (bijvoeglijk naamwoord) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord (znw) = 

een zelfstandig naamwoord = 
persoon
dier
ding

Slide 13 - Diapositive

zelfstandig naamwoord vrouwelijk? = bv nw = + e
het grote huis = la maison = het huis --> la grande maison

zelfstandig naamwoord meervoud? = bv nw = + s
ik heb 2 grote broers = j'ai deux grands frères

zelfstandig naamwoord vrouwelijk + meervoud? = bv nw = + e s
ik heb 2 grote zussen = j'ai deux grandes soeurs
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Diapositive

let op! eindigt het zelfstandig naamwoord al op een 'e'? dan GEEN extra 'e' toevoegen! 

une table rouge = al een 'e' op het einde dus niets meer toevoegen!

let op! eindigt het zelfstandig naamwoord al op een 's'? dan GEEN extra 's' toevoegen! 

un garçon français = 1 franse jongen
deux garçons françaisssssss NEEEE = deux garçons français 

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Diapositive

de regel: alle bijvoeglijk naamwoorden in het Frans gaan ACHTER het zelfstandig naamwoord

vb: un film interessant = bv nw

 behalve de onderstaande. Deze staan ervoor! 
bon - beau - joli
haut - long - petit
jeune - vieux - grand

vb: un grand chien




Het bijvoeglijk naamwoord : de plaats

Slide 16 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord : bijzondere vormen
vertaling
mannelijk
vrouwelijk
plaats
leuk/aardig
joli
jolie
ervoor
groot
grand
grande
ervoor
klein
petit
petite
ervoor
lekker/goed
bon
bonne
ervoor
nieuw
nouveau
nouvelle
ervoor
mooi/knap
beau
belle
ervoor
oud
vieux
vieille
ervoor

Slide 17 - Diapositive

eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een 'x' dan eindigt de vrouwelijke vorm 'se'
eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een 'f' dan eindigt de vrouwelijk vorm 've'

Het bijvoeglijk naamwoord : bijzondere vormen
vertaling
mannelijk
vrouwelijk
gelukkig/blij
heureux
heureuse
jaloers
jaloux
jalouse
sportief
sportif
sportive
creatief
créatif
créative

Slide 18 - Diapositive

  • Corriger les exercices 4 et 10 
                                      Vocabulaire

  • Faire l'exercice 11 ensemble
                                       grammaire (adjectifs)

  • Faire l'exercice 15 ensemble
                                       grammaire (adjectifs)

  • Regarder une vidéo sur les adjectifs + questions
                                       


Na deze les kan ik / ken ik / weet ik:
- Een aantal bijvoeglijk naamwoorden in het Frans.
- Hoe ik een bijvoeglijk maamwoord in een zin           moet gebruiken.

Slide 19 - Diapositive

11

Slide 20 - Vidéo

Leer uit je hoofd!!
bon - beau - joli

haut - long - petit

jeune - vieux - grand


Vrouwelijke vorm wijkt af van de basisregel!!!
Staan VOOR het zelfstandig naamwoord!!!

Slide 21 - Diapositive

01:44
Wat is in deze zin het juiste vorm van "blond":
La fille ..............
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 22 - Quiz

01:46
Wat is in deze zin het juiste vorm van "Nederlands":
Le garçon ..............
A
hollandaise
B
hollandais
C
hollandai
D
hollandaises

Slide 23 - Quiz

01:47
Wat is in deze zin het juiste vorm van "gemeen":
les chiens ..............
A
méchant
B
méchante
C
méchants
D
méchants

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

01:49
Wat is in deze zin het juiste vorm van "blauw":
Les chaussettes ..............
A
bleue
B
bleu
C
bleues
D
bleus

Slide 26 - Quiz

02:38
Vertaal in het Frans (je mag de stencil gebruiken en de woordenlijst uit je boek!!):
De Nederlandse meisjes

Slide 27 - Question ouverte

02:39
Vertaal in het Frans (je mag de stencil gebruiken en de woordenlijst uit je boek!!):
De grijze baard:

Slide 28 - Question ouverte

02:40
Vertaal in het Frans (je mag de stencil gebruiken en de woordenlijst uit je boek!!):
De gele banaan

Slide 29 - Question ouverte

02:40
Vertaal in het Frans (je mag de stencil gebruiken en de woordenlijst uit je boek!!):
De sportieve vrouwen

Slide 30 - Question ouverte

03:06
Kies het juiste antwoord:
De kleine jongens
A
Les garçons petits
B
Les petite garçons
C
Les petits garçons
D
Les garçons petit

Slide 31 - Quiz

03:06
Kies het juiste antwoord:
Het mooie meisje
A
La joli fille
B
La jolie fille
C
La fille jolie
D
La fille joli

Slide 32 - Quiz

02:39
Vertaal in het Frans (je mag de stencil gebruiken en de woordenlijst uit je boek!!):
De zwarte mobiel

Slide 33 - Question ouverte