§ 1.3 Risicoaversie

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

§ 1.3 Risicoaversie

Hoe kun je zien in welke mate iemand een hekel aan risico's heeft?

Kernwoorden:

- risico

- verwachte opbrengst

- mogelijke schade

Risicoaversie

Hoe minder risico iemand wil lopen, des te meer risicoavers iemand is.

Voorbeeld 1

Bij een loterij (A) kun je een lot kopen voor € 50. Vervolgens wordt er een munt gegooid. Bij ‘kop’ krijg je € 90 en bij munt € 10.

De verwachte opbrengst is: 

50% van (90 - 50) + 50% van (10 - 50) = € 20 - € 20 = € 0

De mogelijke schade is: 

€ 50 - € 40 = € 40

De kans op die schade is 50%, dus het risico is: 

50% van € 40 = € 20

Voorbeeld 2

Bij een andere loterij (B) kun je een lot kopen voor € 50. De kans dat je een prijs wint van € 100 is 50%. 

Voorbeeld 2

Bij een andere loterij (B) kun je een lot kopen voor € 50. De kans dat je een prijs wint van € 100 is 50%. 

Verwachte uitbetaling is: 50% van € 100 = € 50

(Dat is dus wat anders dan verwachte opbrengst!)

Verwachte opbrengst: 50% van (100 – 50) + 50% (0 – 50) = 

€ 25 - € 25 = €0

Mogelijke schade: € 50

Risico: 50% van € 50 = € 25

Risicoaversie: vergelijking voorbeeld 1 en voorbeeld 2

Welke loterij zal een risicoavers persoon kiezen?

...................................................................................................................................................................................................................................................................................................

 

Risicoaversie: vergelijking voorbeeld 1 en voorbeeld 2

Welke loterij zal een risicoavers persoon kiezen?

Loterij A: de verwachte opbrengst is gelijk, maar het risico lager.