bezittelijk voornaamwoord

Mardi 21 décembre
1. Comment ça va?
2. Quizlet: woorden van  'parler'
3. Vertalen: woorden van parler
4. Uitleg bezittelijk voornaamwoord
5. Oefeningen bez. vnw.
6. Maken: opdracht 24abc (van grammaire III)
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mardi 21 décembre
1. Comment ça va?
2. Quizlet: woorden van  'parler'
3. Vertalen: woorden van parler
4. Uitleg bezittelijk voornaamwoord
5. Oefeningen bez. vnw.
6. Maken: opdracht 24abc (van grammaire III)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Kies nu een woord van de lijst van parler en maak er een Franse zin mee

Slide 4 - Question ouverte

Wat hoort er niet bij?
A
le témoin
B
les affaires
C
le passeport
D
la carté d'identité

Slide 5 - Quiz

Wat hoort er niet bij?
A
le billet de train
B
l'aller-retour
C
rater
D
en cuir

Slide 6 - Quiz

Wat hoort er niet bij?
A
l'agresseur
B
la fermeture éclair
C
la victime
D
le policier

Slide 7 - Quiz

Wat zie je?
A
la poche
B
la description
C
la marque
D
carré

Slide 8 - Quiz

Wat zie je?
A
épeler
B
oublier
C
carré
D
rater

Slide 9 - Quiz

Hoe goed ken jij grammaire III?
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

bezittelijk
voornaamwoord

Slide 11 - Carte mentale

De bezittelijke voornaamwoorden!
De volgende dia gaat over de bezittelijke voornaamwoorden!

Slide 12 - Diapositive

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 13 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 14 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (onze) grands-parents
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (jullie) mères
A
votre
B
vos
C
son
D
sa

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 17 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (haar) organisation (v)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes in.
Et voilà (onze) _________ photo!

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes in.
(Mijn) ____ idole? C'est Stromae!

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Frans.

_________ (haar) grand-père

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes in.
(Hun) _____ chien s'appelle Charlie.

Slide 22 - Question ouverte

Mardi 21 décembre
1. Quizlet: woorden van  'parler'
2. Vertalen: woorden van parler
3. Uitleg bezittelijk voornaamwoord
4. Oefeningen bez. vnw.
NU: maken opdracht 24abc (van grammaire III)

Slide 23 - Diapositive

Hoe goed ken jij grammaire III?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage