Paragraaf 1 De straat

Welkom bij Economie
Fijn dat jullie er weer zijn.
 * Ga lekker zitten op je plek
* Mobiel is weg deze zit in één van de vakjes van de telefoontas
* Mobiel staat op vliegtuigstand of staat uit
* Hoofdstuk 6 paragraaf 1 blz.40 
* We gaan zo beginnen ...........
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Economie
Fijn dat jullie er weer zijn.
 * Ga lekker zitten op je plek
* Mobiel is weg deze zit in één van de vakjes van de telefoontas
* Mobiel staat op vliegtuigstand of staat uit
* Hoofdstuk 6 paragraaf 1 blz.40 
* We gaan zo beginnen ...........

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Collectieve voorzieningen
  • Collectieve voorzieningen = voorzieningen waar iedereen gebruik van mag maken. Worden verzorgt door de overheid.
  • Noem eens een voorbeeld?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Collectieve voorzieningen
Dit zijn voorzieningen die voor iedereen bestemd zijn.

  • fietspad
  • parken
  • dijken
  • scholen 
  • ziekenhuizen
  • voetbalvelden
  • straatverlichting
  • basisschool

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN collectieve voorziening?
A
Park
B
Basisschool
C
Sportschool
D
Snelweg

Slide 4 - Quiz

Collectieve voorzieningen
Voorzieningen die de overheid betaalt en waar iedereen gebruik van mag maken.
Collectieve voorzieningen worden door de Staat betaald. Collectieve voorzieningen zijn
A
Dingen die door alle mensen in het land te gebruiken zijn.
B
Dingen die per persoon worden geregeld.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn collectieve voorzieningen?
A
zwembad, fietspad, onderwijs
B
onderwijs, auto's leger
C
fietspad, straatverlichting, flat

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een collectieve voorziening?
A
Een marktplein
B
Een winkelcentrum
C
Een tuinwinkel
D
De Mc Donalds

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen collectieve voorziening?
A
school
B
leger
C
ziekenhuis
D
kledingwinkel

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist
Onjuist
Collectieve voorzieningen zijn voor iedereen bedoeld.
De overheid moet met collectieve voorzieningen winst maken.
De brandweer is een voorbeeld van een collectieve voorziening.
Voor collectieve voorzieningen hoef je nooit te betalen.
De supermarkt is een voorbeeld van een collectieve voorziening.

Slide 9 - Question de remorquage

3 goed = 2 punten
2 goed = 1 punt
1 goed = 0 punten
Hoe betaalt de overheid de aanleg en/of het onderhoud van een collectieve voorziening?
A
Via iDeal
B
Niet, dit is een taak van de rechter.
C
Met smeergeld
D
Belastinggeld

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wetten 
  • De overheid maakt regels
  •  Sommigen staan in wetten en andere regels in     verordeningen

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijdrage voor collectieve voorzieningen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor welke collectieve voorziening moet je nog meer betalen?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als jij een wet mocht bedenken. Welke zou dat dan zijn? Leg uit waarom

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De overheid bestaat uit drie onderdelen:
  • Het Rijk
  • De provincies
  • De gemeentes

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rijk, provincie of gemeente?




Rijk is landelijk        provincie is provinciaal      gemeente is lokaal

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De overheid ( rijk)
  • De overheid regelt veel zaken om ons land te laten functioneren
  • Ambtenaren = werknemers van de overheid


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Provincie
Regelt zaken als het openbaar ervoer in de provincie. En alle zaken die in de provincie geregeld dienen te worden. 

Commissaris van de Koning is het hoofd van de provincie

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gemeente
-De gemeente regelt alles in je woonplaats.

-De gemeente wordt bestuurd door een burgemeesters en wethouders.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het rijk?
A
Verenigd Oost-Indische Compagnie
B
West Indische Compagnie
C
De Nederlandse overheid
D
Bestuurders van een provincie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doet het Rijk NIET?
A
Aanleggen snelweg
B
Aanleggen spoorlijn
C
Aanleggen drempel in woonwijk
D
aanleggen nieuw vliegveld

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De gemeente regelt .....
A
zaken voor het hele land.
B
de indeling van het grondgebied.
C
de infrastructuur.
D
alles in je woonplaats.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn taken van de gemeente?
A
Bevolkingsregister bijhouden
B
Paspoort uitgifte
C
Bouwvergunning verlenen
D
Bepalen of een dorp mag uitbreiden

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn taken van de provincie
A
uitgeven nieuw paspoort
B
jeugdzorg bieden aan gezinnen
C
aanleg nieuwe weg tussen 2 steden
D
uitvoeren van oudernzorg

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De provincie houdt zich bezig met...
A
De overheid
B
Regionale taken
C
Behoud van de semi-kapitalistische fondsenverwerving
D
Verkoop

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een taak van de provincie?
A
Planning van een woonwijk
B
Zuiveren van afvalwater
C
Leveren van goederen
D
Aansturen van ministers

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

TAAK van het RIJK
GEEN TAAK van het RIJK
Afval ophalen
veiligheid
Straatverlichting
Spoorwegen
Politie
Onderwijs
Het leger
Dijken

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Straatverlichting
Uitbreiding steden en dorpen
Onderwijs
Gemeente
Provincie
Het Rijk

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Gemeente
Provincie
Het Rijk

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met procenten

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bereken je 30 % van € 60,-- ?
€ 60 : 100 = 1%
€ 60 :100 = € 0,60
Je moet berekenen 30% 
30 x € 0,60 = € 18,--

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gebruik voor de volgende vragen je rekenmachine.?

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel is 15% van € 150?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel is 17% van € 1.500

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

maken rekentrainer paragraaf 1
Hoofdstuk 6

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions