2.8 Spelling Talent vmbo-kgt klas 2

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

2.8 Spelling 
Leerdoelen:
  • Je kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden spellen.
  • Je kan het trema bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden eindigend op –ie en –ee correct gebruiken.
  • Je kan de dicteewoorden op blz. 161 correct spellen.

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning:
1. Het journaal bekijken

2. Terugblik

3. Uitleg Spelling

4. Maak opdr. 1 t/m 7

5. Lesafsluiting

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm in de verleden tijd
EV
mv
ik -vorm + te / de
ik -vorm + ten / den

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

lachen - lach              
                                 de H staat in 't ex-kofschip

lach+ te - hij lachte/ wij lachten
                            
Staat de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken

Slide 6 - Diapositive

Let op !

Het is nu belangrijk om eerst naar de stam  te kijken


  1. hele werkwoord verhuizen -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 7 - Diapositive

Maak zelfstandig:
Opdracht: 1 t/m 7  

Slide 8 - Diapositive

Mijn broer (kleden) ..... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 9 - Quiz

Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 10 - Quiz

Toen hij het winnende doelpunt maakte, ........ het publiek
A
juigde
B
juichde
C
juigte
D
juichte

Slide 11 - Quiz

Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdte

Slide 12 - Quiz

Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin.

Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.

Slide 15 - Diapositive



Het voltooid deelwoord is de vorm die je kunt zetten achter hij heeft …, hij is … of er wordt …

Slide 16 - Diapositive

Bij het voltooid deelwoord gebruik je...
A
stam +t
B
t ex - kofschip

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 19 - Quiz

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 20 - Quiz

0

Slide 21 - Vidéo

0

Slide 22 - Vidéo

Wat is het meervoud van epidemie?
A
epidemieën
B
epidemiën

Slide 23 - Quiz

Welk woord is onjuist geschreven?
A
financiën
B
kolonieën
C
industrieën
D
evangeliën

Slide 24 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zee-en
D
zee'n

Slide 26 - Quiz

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 27 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 28 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 29 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 30 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 31 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 32 - Question ouverte