Personalpronomen, regelmatige ww, haben/sein

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, havo
• Leerjaar 2,3

der die das

Dienstag den 1. November
Wat ga jij anders / beter doen?

Persoonlijke voornaamwoorden

Wat zijn ook al weer de persoonlijke voornaamwoorden? Beantwoord de vragen hierover.

Succes! Viel Erfolg!

ik =

jij =

hij/zij/het =

1. ihr/sie/es
2. du/sie/es
3. er/sie/es
4. sie/Sie/wir

ihr

wir

sie (meervoud)

Sie

jullie

wij

zij 

u

Welke persoonlijke voornaamwoorden ontbreken in deze rij? Vul in.
ich/.../er/sie/.../wir/.../sie/...

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
DER MANN ist krank.

1. es
2. er
3. wir
4. ihr

Der Mann ist krank.

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
DIE FRAU ist nicht hier.

1. er
2. wir
3. du
4. sie

Die Frau ist nicht hier.

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
NINA UND ICH sind sehr froh.

1. er
2. wir
3. du
4. sie

Nina und ich sind sehr froh.

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Welk ezelsbruggetje hoort bij de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits?

1. IDEWIS
2. SYWERT
3. GEWIS
4. VETCOOL

In IDEWIS staat de W voor...

1. ihr
2. wir
3. du
4. ich

In IDEWIS staat de E voor

1. er/sie/es
2. sie/Sie
3. extra -e

Werkwoorden vervoegen

We gaan nu werkwoorden vervoegen. Je hebt nodig:

De stam van regelmatige werkwoorden vind je via deze regel:

De stam van spielen =

Stam van antworten =

1. antworte
2. antwort
3. antworten

Wat is de stam van wünschen?

Werkwoorden vervoegen

We gaan nu werkwoorden vervoegen. Je hebt nodig:

Stam+uitgang

ich wohne

du wohnst

er/sie/es  wohnt

wir wohnen

ihr wohnt

sie/Sie wohnen

Kijk goed naar dit rijtje, er komt een vraag over.

In de vorige slide was de stam in de kleur

1. rood
2. geel
3. groen
4. zwart

Stam+uitgang.

ich wohne

du wohnst

er/sie/es  wohnt

wir wohnen

ihr wohnt

sie/Sie wohnen

Kijk goed naar dit rijtje, er komt een vraag over.

In welke kleur zijn de uitgangen die na de stam komen?

Welke ezelsbruggetje is er voor de uitgang bij regelmatige werkwoorden?

1. (FE)ESTTENTEN
2. LEKKERCHILLEN
3. DUITSISSUPER

machen (maken, doen)

Welke uitgang ontbreekt? (E-ST-T-EN-T-EN)

ich mache

du mach...

er/sie/est macht

wir machen

ihr macht

sie/Sie machen

Vul aan: du mach...

spielen (spelen)

Welke werkwoord ontbreekt? (E-ST-T-EN-T-EN)

ich spiele

du spielst

er/sie/est ...

wir spielen

ihr spielt

sie/Sie spielen

(spielen) er/sie/es ...

fragen (vragen)

Welke werkwoord ontbreekt? 

ich frage

du fragst

er/sie/est fragt

wir ...

ihr fragt

sie/Sie fragen

(fragen) wir ...

vervoeg 'hören' : ich ...
du ...

vervoeg 'hören': er/sie/es ...
wir ...

vervoeg 'hören': ihr ...
sie/Sie ...

haben en sein

haben en sein komen heel vaak voor in de Duitse taal.

Het zijn onregelmatige werkwoorden, de uitgangen gaan niet volgens FEESTTENTEN.

De rijtjes moet je uit je hoofd kennen.

Ken jij de werkwoorden haben, sein en wohnen al? Welke ken je al en wat moet jij nog leren/oefenen?

Viel Erfolg!