passé composé avoir & être

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programme
récapitulation
nakijken le bilan
voorbereiden toets

Le programme d'aujourd'hui:
  • La présentation 
  • Explication grammaire - passé composé 
  • Début présentation
Le but: à la fin de ce cours:

  • Je comprends le passé composé
  • J'ai pratiqué le passé composé
  • J'ai écrit quelques phrases pour ma présentation

Slide 2 - Diapositive

Qu'est-ce que nous avons
fait le dernier cours?

Slide 3 - Carte mentale

AVOIR + acheter (passé composé)
Vous.........
A
avez acheté
B
ont achteté
C
avons acheté
D
a acheté

Slide 4 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 5 - Quiz


Mes copains ...........un bon week-end.
(hebben gehad)
Passé composé (avoir)
A
ont été
B
ont eu
C
sont
D
sont été

Slide 6 - Quiz


Check: hoe zeg je "Ik heb gepraat"
Passé composé (avoir)
A
je parle
B
tu parles
C
J'ai parlé
D
Tu as parle

Slide 7 - Quiz


Ik ben geweest ......... au concert
Passé composé (avoir)
A
j'ai été
B
j'ai eu
C
je suis
D
je suis été

Slide 8 - Quiz

Menu au choix
1. Ga naar www.verbuga.nl
Kijk in de lijst met werkwoorden van tache C welke werkwoorden je moet oefenen
2. Luister naar extra uitleg over passé composé met avoir
timer
1:00

Slide 9 - Diapositive

Le passé composé
Wat zie je: 




1) hulpwerkwoord (avoir)               2) voltooid deelwoord
PRESENT (=tegenwoordige tijd)
Ik heb gegeten
Jij hebt gedaan
Wij hebben gedanst
Bestaat uit 2 delen

Slide 10 - Diapositive

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Regelmatig werkwoord op -er:
-er + é.

Porter -er = port- + é : porté 
Parler -er = parl- + é:  parlé

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan
stap  1
stap 2
stap 3
stap 4
Pers. voornaamwoord

Eigennaam

Onderwerp
Bepaal de vorm van het hulp-werkwoord (avoir) 

(afhankelijk van pers. vnw)


Maak het voltooid deelwoord

(-er + é )
vertaling

Slide 12 - Diapositive

pratiquer
1. U heeft gespeeld
2. Jij bent geweest
3. Zij hebben gehouden van 

Slide 13 - Diapositive

Passé composé met être
Éen werkwoord in de voca met être:
ALLER

HULPWERKWOORD ÊTRE

Slide 14 - Diapositive

REGEL
Vervoeg je met être, dan pas je het VOLTOOID DEELWOORD aan aan het persoonlijk voornaamwoord!



Ik ben gegaan
Jij bent gegaan
Hij/zij/het is gegaan
Wij zijn gegaan
U/ jullie zijn gegaan  
Zij zijn gegaan 

Slide 15 - Diapositive

Ik ben gegaan                             Je suis allé(e)
Jij bent gegaan                           Tu es allé(e)
Hij is gegaan                                 Il est allé                 
zij is gegaan                                 Elle est allée
Wij zijn gegaan                           Nous sommes allé(e)s
U/ jullie zijn gegaan                  Vous êtes allé(e)(s)
Zij zijn gegaan (vm)                  Ils sont allés
Zij zijn gegaan (mm)                 Elles sont allées

Slide 16 - Diapositive

Menu au choix
1. Verbuga
2. Extra uitleg 
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

zinnen présentation

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

le prochain cours:
Le passé composé
Travailler présentation

Slide 20 - Diapositive