Op zoek naar zinsdelen: Meewerkend voorwerp

Op zoek naar zinsdelen: Meewerkend voorwerp

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je het meewerkend voorwerp herkennen en begrijpen hoe het samenwerkt met andere zinsdelen.

Welke zinsdelen ken je al?

Herhaling: Persoonsvorm

De persoonsvorm geeft aan wie of wat er iets DOET of IS/WORD enz.

De persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord

De persoons

Herhaling: Onderwerp

Het onderwerp is wie of wat iets doet in de zin.

Herhaling: Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin.

Herhaling: Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp ontvangt de handeling in de zin.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Het meewerkend voorwerp is wie of wat iets krijgt of doet naar aanleiding van de handeling in de zin.

Vinden van het meewerkend voorwerp

Kijk naar wie of wat het werkwoordelijk gezegde 'voor wie' of 'aan wie' aanduidt.

Samenwerken bij verwerking

Werk in groepen van 3-4 om zinnen te ontleden en het meewerkend voorwerp te identificeren.

Quizvraag: Meewerkend voorwerp

Wie of wat ontvangt of doet iets naar aanleiding van de handeling in de zin?

Oefenen met zinnen

Ontleed de volgende zin en identificeer het meewerkend voorwerp: 'Ik geef mijn zus een boek.'

Toepassing in zinnen

Schrijf een eigen zin waarin je het meewerkend voorwerp gebruikt.

Samenwerken bij oefenzinnen

Werk samen aan de volgende oefenzinnen en identificeer het meewerkend voorwerp.

Quizvraag: Identificeer het meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: 'Hij geeft zijn vriend een cadeau'?

Zelfstandige verwerking

Ontleed de volgende zin en identificeer het meewerkend voorwerp: 'Zij vertelt haar moeder een verhaal.'

Toepassing in eigen zinnen

Schrijf drie zinnen waarin je het meewerkend voorwerp gebruikt.

Quizvraag: Meewerkend voorwerp identificeren

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: 'Zij stuurt haar vriend een bericht'?

Reflectie

Wat heb je geleerd over het meewerkend voorwerp en de andere zinsdelen?

Afsluiting

We hebben vandaag geleerd hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden en hoe het samenwerkt met andere zinsdelen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.