hfdst 7 paragraaf 1

Produceren
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Produceren

Slide 1 - Diapositive

Programma

1. Inleiding - produceren
2. Uitleg
3. Aan de slag
4. Slot

Lesdoelen:
  • verschil benoemen formele en informele productie
  • productiefactoren benoemen
  • voorbeeld formeel en informeel benoemen                   

Slide 2 - Diapositive

Soorten productie
Formele productie:
De betaalde productie bij bedrijven en de overheid. Dit noemt men ook de productie in enge zin.

Informele productie:

Als gezinsleden onbetaald produceren voor hun eigen of elkaars behoeften.

De productie in ruime zin betreft de informele en formele productie samen.

Slide 3 - Diapositive

Noem een voorbeeld van informele productie.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is formele productie?

Slide 5 - Question ouverte

Om te produceren zijn productiefactoren nodig:


In de theorieboeken wordt er gesproken over 3 of 4 productiefactoren:
- natuur (grondstoffen);
- arbeid (het product moet gemaakt worden);
- kapitaal-goederen (machines, productiemiddelen);
- ondernemerschap (de manier waarop de ondernemer de combinatie van natuur, arbeid en  kapitaalgoederen op elkaar afstemt)

TIP: KANO Kapitaal(goederen), Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Ondernemerschap altijd als vierde factor noemen !


Slide 6 - Diapositive

Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen vooral het werk.
B
Machines doen vooral het werk.
C
Arbeid is meer aanwezig dan machines
D
Het kapitaal bepaald wat er gebeurd

Slide 7 - Quiz

kapitaal of arbeids intensief
Als in een bedrijf de hoeveelheid kapitaalgoederen hoog is in verhouding tot de hoeveelheid arbeid, is er een kapitaalintensieve productie. Andere bedrijven hebben juist een arbeidsintensieve productie

Slide 8 - Diapositive

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 9 - Quiz

Wat heb je nu geleerd?

Slide 10 - Diapositive

Noem drie belangrijke dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 11 - Question ouverte

extra uitleg

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo