Ruilen over de tijd H2

De Overheid in de tijd
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

De Overheid in de tijd

Slide 1 - Diapositive

 Inkomsten en uitgaven van de overheid
  • directe belasting
  • indirecte belasting
  • staatsschuld
  • financieringssaldo
  • Stabiliteits- en groeipact
  • staatsschuldquote

Slide 2 - Diapositive

Wat is de miljoenennota?
A
Overzicht van de Toekomstige inkomsten en uitgaven van de overheid.
B
De rijksbegroting
C
De toelichting op de rijksbegroting.
D
De toespraak tijdens Prinsjesdag.

Slide 3 - Quiz

Wat is een overheidsschuld?
A
De schuld van de rijksoverheid die op een bepaald tijdstip word gemeten.
B
Het zelfde als de staatsschuld
C
Een schuld van de landelijke overheid.
D
De staatsschuld plus de schulden van de lagere overheden.

Slide 4 - Quiz

Welk woord (positief of negatief) moet er op de puntjes komen te staan zodat de zin klopt.

Wanneer het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid, een …. verschil levert ontstaat er een begrotingsoverschot.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een publieke schuld?
A
De schuld van alle bedrijven uit een land
B
Een schuld van een bedrijf of gezin.
C
Een schuld van de overheid.
D
De staatsschuld als percentage van het bbp

Slide 6 - Quiz

Wat voor belasting is btw?
A
indirecte belasting
B
directe belasting

Slide 7 - Quiz

 Sociale zekerheid
participatiewet, bijstand en kinderbijslag

Slide 8 - Diapositive

Sociale verzekeringen kan je opsplitsen in twee soorten verzekeringen. Welke twee zijn dat?
A
Volksverzekeringen en Werknemersverzekeringen
B
Zorgverzekeringen en Werknemersverzekeringen
C
Reisverzekering en Volksverzekeringen
D
Werknemersverzekeringen en Reisverzekering

Slide 9 - Quiz

Omslagstelsel

Slide 10 - Diapositive

Solidariteitsbeginsel
- Sociale zekerheid -> solidariteitsbeginsel
premies en belastingen

Slide 11 - Diapositive

Bij het AOW is er sprake van intergenerationele solidariteit. Leg uit wat dit betekent.

Slide 12 - Question ouverte

Premiedruk
- sociale premies in procenten van het totale binnenlands inkomen.

premiedruk = het geld dat aan sociale premies wordt afgedragen / totale binnenlands inkomen

Slide 13 - Diapositive


Bereken de premiedruk.

Slide 14 - Question ouverte

Welk stelsel hoort bij de AOW
A
omslagstelsel
B
kapitaaldekkingsstelsel

Slide 15 - Quiz

 Samenwerken aan een toekomst
AOW - omslagstelsel

aanvullend pensioen - kapitaaldekkingsstelsel 

collectief pensioen - werkgever helpt met sparen voor het pensioen

Slide 16 - Diapositive

Wat is een collectief pensioen?
A
werknemer spaart helemaal zelf
B
De overheid betaald het pensioen
C
werkgever betaald een deel van de pensioenpremie

Slide 17 - Quiz

Dekkingsgraad
waardevast pensioen - uitgekeerde pensioen gelijk aan de inflatie

welvaartsvast pensioen - uitgekeerde pensioen gelijk aan gemiddelde loonstijging 

dekkingsgraad= huidige vermogen pensioenfonds/ toekomstige verplichtingen van het pensioenfonds  x 100%

rekenrente voorspelt de toekomstige groei van vermogen


Slide 18 - Diapositive

voorbeeld
Huidige vermogen = €500 miljoen 
over 20 jaar moet dit €680 miljoen zijn
rekenrente = 1,8%

huidige waarde toekomstige verplichting = €680 miljoen/ 1,018^20 = €475,94 miljoen

€500 miljoen/ €475,94 miljoen x 100% = 105,06%

Nu is de toekomstige verplichting van 680 miljoen voor 105,06% gedekt.

Slide 19 - Diapositive

Bereken de dekkingsgraad met een huidig vermogen van €600 miljoen, een verplichting over 25 jaar van €900 miljoen en een rekenrente van 2%

Slide 20 - Question ouverte

wat houdt een welvaartsvast pensioen in
A
uitgekeerde pensioen is gelijk aan de inflatie
B
uitgekeerde pensioen is gelijk aan de gemiddelde loonstijging

Slide 21 - Quiz

privaat pensioen
sparen - vaste rente

aandelen - veel risico

obligaties - vaste rente

Slide 22 - Diapositive

Wat gaan mensen met hun geld gaan doen bij een lage rente?
A
obligaties kopen
B
aandelen kopen
C
sparen

Slide 23 - Quiz