Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 4: Inkomen
Eerst Herhaling
Slide 1 - Diapositive
Wie legt uit wat de Lorenz-curve is?
Slide 2 - Diapositive
4.1 inkomens verschillen
- Wat is de armoedeval ook alweer?
- Wat is nivelleren?
- Wat is denivelleren?
Slide 3 - Diapositive
4.4 de prijs van een pizza
Oorzaken inflatie:
Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
Stijging importprijzen
De overheid vraagt meer geld
Slide 4 - Diapositive
Hoofdstuk 4: Inkomen
4.6 reëel en nominaal inkomen
Slide 5 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
Slide 6 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
Nominaal inkomen Het inkomen dat je feitelijk in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 3% inflatie, dan ga je er in koopkracht 2% op vooruit.
Slide 7 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
nominaal nationaal inkomen
Alle primaire inkomens (loon, rente, huur, winst en pacht) bij elkaar opgeteld van alle inwoners.
Slide 8 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen) Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.
Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering Jip en Janneke taal: wijziging loon - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering
Slide 9 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
prijscompensatie Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit. Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%). prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de inflatie
Slide 10 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
koopkrachtverschillen koopkracht ontwikkeling per bevolkingsgroep is verschillend. Dit komt door verandering van inkomens.
afhankelijk van sterkte stijging/ daling uitkeringen ten opzichte van lonen
gezinnen met schoolgaande kinderen (gedurende de schoolcarrière worden kinderen duurder, dus minder koopkracht over)
gezinnen met kinderen heel jong of juist al uit huis hebben meer koopkracht
Slide 11 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
rekenmethodes:
reëele inkomensverandering = nominale inkomensverandering in % - inflatie in %
voor een heel land: verandering reële nominale inkomen in % = verandering nominale inkomensverandering in % - inflatie in %
Slide 12 - Diapositive
4.6 reëel en nominaal inkomen
Samengevat:
Nominaal inkomen = Wat iemand feitelijk aan Euro's verdient. (inkomen in euro's) Reëel inkomen = nominaal inkomen gecorrigeerd voor prijsstijgingen. (koopkracht)