H10.1 man en vrouw

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Thema 10

Voortplanting 

Basis  / Kader

- Basis: lees H9.1 t/m H9.4 door. (samenvatting) straks herhalen + uitleg H9.4

- Kader: Nu uitleg H10.1 ->

Lesindeling

Afspraken maken

Uitleg thema 10.1 

Oefenopdrachten

Zelfstandig werken

Lesafsluiting

Leerdoelen

1. Je kunt de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen herkennen en de verschillende onderdelen en functies benoemen.

2. Je kunt de menstruatiecyclus benoemen en uitleggen hoe de cyclus gaat.

3. Je kunt verschillende voorbehoedsmiddelen noemen en hun werking.

Uitleg 10.1

Mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorgaan

boek 4B     pagina 11/14

Mannelijk voortplantingsorgaan

Zaadcel

Teelballen produceren zaadcellen.

De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.

Via de zaadleiders worden de zaadcellen vervoert naar de prostaat.

Sperma

Prostaat voegt vocht toe aan zaadcellen. 

Zaadblaasjes voegen vocht + voedingsstoffen toe.

Sperma bestaat uit zaadcellen, vocht en voedingsstoffen. 

Vrouwelijk voortplantingsorgaan

De menstruatiecyclus

Herhaalt zich elke maand

Hormonen

Follikels

Follikels zijn blaasjes in de eierstokken. In deze follikels zitten eicellen. Follikels rijpen in de eierstokken, wanneer ze veel vocht opgenomen hebben barsten ze open. Dit noemen we de eisprong. (ovulatie)

Het bolletje: De hypofyse

maakt LH en FSH

(hormonen)

waardoor geslachtsorganen geslachtshormonen gaan maken

Voorbehoedsmiddelen

Het voorkomen van een zwangerschap of SOA

Pessarium

• niet op hormonen
• rubberen koepel
• bedekt baarmoedermond
• betrouwbaar
• zaaddodende pasta
• 8 uur blijven zitten

Sterilisatie man

Sterilisatie vrouw

Spiraaltje

• Hormoonspiraaltje voorkomt eisprong
• Koperspiraaltje voorkomt innestelling
• Minstens 5 jaar werkzaam
• Huisarts of gynacoloog plaatst spiraaltje
• Zeer betrouwbaar

Benoem de onderdelen 1 t/m 8

1. Eileider

2. Eierstok

3. Eileider

4. Baarmoeder

5. Clitoris

6. Kleine schaamlippen

7. Grote schaamlippen

8. Vagina

Controleren

Aan de slag 4 kader

Zie It's learning voor de planning en de te maken opdrachten

4Kader:  H10.1 opdr. 5, 9, 12, 14, 15, 19, 20, 22, 24, 27, 28

Oefenvragen

Je mag je boek gebruiken om te oefenen met de lesstof

Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op

1. Teelballen
2. Bijballen
3. Zaadblaasjes
4. Zwellichamen

Hoe heet het deel van de mannelijk geslachtsorgaan aangegeven met nummer 4?

1. Zaadblaasje
2. Urineblaas
3. Zaadleider
4. Prostaat

Welk onderdeel van het
mannelijk geslacht
zorgt voor een erectie?

1. Zaadleider
2. Teelballen
3. Zwellichamen
4. Urinebuis

Welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw is het meest gevoelig voor seksuele prikkels?

1. clitoris
2. vagina
3. kleine schaamlippen
4. grote schaamlippen

Waar worden eicellen geproduceerd bij het vrouwelijke voortplantingsstelsel?

1. In de vagina
2. In de eileider
3. In de baarmoeder
4. In de eierstokken

In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw bevindt zich het maagdenvlies?

1. In de baarmoeder
2. In de grote schaamlippen
3. In de vagina
4. In de eierstok

In de afbeelding zijn de voortplantingsorganen van een vrouw schematisch getekend. Het voorbehoedmiddel is een spiraaltje.

Hoe heet het orgaan waarin het spiraaltje zich bevindt?

1. Baarmoeder
2. Eileider
3. Vagina
4. Eierstok

Bekijk de afbeelding hiernaast.

Op welke manier voorkomt een spiraaltje een zwangerschap?

1. Sperma kan niet in de eileider komen.
2. De zaadcellen in het sperma worden door het spiraaltje gedood.
3. Het voorkomt dat een embryo kan innestelen.
4. Het voorkomt de bevruchting van de eicel.

Welke van de volgende beweringen over het condoom is juist?
1. Een condoom beschermt tegen zwangerschap
2. een condoom beschermt tegen SOA.

1. Alleen 1
2. Alleen 2
3. Beide beweringen
4. Geen van beide beweringen

Huiswerk

Maken 10.1 zie it's learning

Lesafsluiting

Beheers jij de leerdoelen?

1. Je kunt de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen herkennen en de verschillende onderdelen en functies benoemen.

Ja, ik kan dit

Nee, ik kan dit niet

2. Je kunt de menstruatiecyclus benoemen en uitleggen hoe de cyclus gaat.

Ja, dat kan ik

Nee, dat kan ik niet

3. Je kunt verschillende voorbehoedsmiddelen noemen en hun werking.

Ja, dat kan ik

Nee, dat kan ik niet

Hoe ging de les?

😒🙁😐🙂😃