BEELDSPRAAK

Les 28
Woordspeling en beeldspraak
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 28
Woordspeling en beeldspraak

Slide 1 - Diapositive

Woordspeling
- Je op het verkeerde been zetten en je laten nadenken.
- Humoristisch

Slide 2 - Diapositive

Woordspeling
- Gebruik van woorden met een dubbele betekenis
De duiker was diep gezonken.
- Het aanpassen van woorden of  letters
Iedereen heeft recht op mijn mening.

Slide 3 - Diapositive

Beeldspraak
LETTERLIJK                                                               FIGUURLIJK

Slide 4 - Diapositive

BEELDSPRAAK
  • VERGELIJKING
  • METAFOOR
  • PERSONIFICATIE

Slide 5 - Diapositive

VERGELIJKING
WERKELIJKHEID (OBJECT)                                                     BEELD

Slide 6 - Diapositive

vergelijking

WERKELIJKHEID (OBJECT)                                             BEELD


KAREL EN JAN lijken als TWEE DRUPPELS WATER op elkaar.

Dat is een BOOM van een KEREL

          vergelijking met als

GAVIN, EEN HELD OP SOKKEN, woont in die straat.

          vergelijking zonder als


Slide 7 - Diapositive

Metafoor
WERKELIJKHEID                       BEELD
(OBJECT)                                                 

Slide 8 - Diapositive

metafoor
  • Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
  • Je vervangt het object helemaal door het beeld


Bijvoorbeeld:

- DIE ZWIJNESTAL moet je eerst opruimen.          

- DIE KLEUTER zit in 5VWO.

Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden

Slide 9 - Diapositive

Personificatie
  • Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen


Bijvoorbeeld:

- De zon doet zijn best tevoorschijn te komen

- Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 10 - Diapositive

Even oefenen
Let op, je hebt maar 10 of 20 sec om te antwoorden!

Slide 11 - Diapositive

Hij is zo sterk als een beer.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 12 - Quiz

Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 13 - Quiz

Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 14 - Quiz

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 15 - Quiz

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 16 - Quiz

Esmeralda is een draak van een vrouw.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 17 - Quiz

De zon lachte hem stralend toe.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 18 - Quiz

De minister-president staat aan het roer van de regering.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maken Les 28 opdracht 1 t/m 12
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag
Tafelgroepje 1: 
Tafelgroepje 2: Werkwoordenspel
Tafelgroepje 3: PimPamPet
Tafelgroepje 4: Beeldspraakspel

Slide 21 - Diapositive