Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Engelse werkwoorden 2F
5.8 Engelse werkwoorden
B.E.S.T.A.V.
10 minuten voorlezen.
Filmpje
Theorie/uitleg
Quiz
maken de opdr. 1,3,4,5,7,8,9 en 10
timer
0:10
1 / 36
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
36 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
5.8 Engelse werkwoorden
B.E.S.T.A.V.
10 minuten voorlezen.
Filmpje
Theorie/uitleg
Quiz
maken de opdr. 1,3,4,5,7,8,9 en 10
timer
0:10
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
In deze paragraaf leer je:
• Engelse werkwoorden spellen; (les 1)
• de leestekens trema en apostrof; (les 2)
(les 3, ben ik bij de sportdag van jaar 1)
Slide 2 - Diapositive
Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Vidéo
Wat 'zeggen' ze in het filmpje 'fout'?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Engelse werkwoorden
Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 11 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 12 - Quiz
Engelse werkwoorden
Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd
Slide 13 - Quiz
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.
Slide 14 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 15 - Quiz
Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete
Slide 16 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 17 - Quiz
Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete
Slide 18 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 19 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd
Slide 20 - Quiz
opdrachten maken 5.8
Maak nu de opdracht 1-3-4-5-7-8-9 en 10
leer de regels van de werkwoordspelling. In je werkboek staat de uitleg nog een keer.
Zorg dat je regels over persoonsvorm en de overige vormen kent.
Maandag
17 juni
heb je het huiswerk van deze week af. Schrijf dat in je agenda!! Toetsweek toets =
26 juni
= 5.3, 5.5, 5.7, 5.8
Klaar met les 1 Engelse werkwoorden? Laat mij de opdrachten zien en ga nakijken.
Vandaag heb je geleerd:
•
Hoe je Engelse werkwoorden spelt;
Slide 21 - Diapositive
Wat is het goede bijvoeglijk gebruikt werkwoord?
A
gebreekte
B
gebrak
C
gebroken
Slide 22 - Quiz
Wat is het goede bijvoeglijk gebruikt werkwoord?
De.......fiets.
A
verroeste
B
verroesde
C
verroestte
Slide 23 - Quiz
Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden eindigen soms op 'en'. Ook in het enkelvoud.
A
Goed
B
Fout
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(bekladden) De ......... buitenmuur.
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden
Slide 26 - Quiz
Vul aan:
Die ..... (verbranden) barbecueworstjes moet je niet meer eten.
Uitleg
Het werkwoord verbranden wordt in deze zin bijvoeglijk gebruikt. Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden schrijf je zo kort als mogelijk!
A
verbrande
B
verbrandde
C
verbranden
D
verbrandden
Slide 27 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte
Slide 28 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
Slide 29 - Quiz
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 30 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.
Slide 31 - Quiz
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.
Slide 32 - Quiz
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet
Slide 33 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 34 - Quiz
Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.
Slide 35 - Quiz
Engelse werkwoorden schrijf je net als:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden
Slide 36 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
HV2, Spelling H2: Engelse werkwoorden
Septembre 2024
- Leçon avec
48 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Engelse werkwoorden
Avril 2022
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
4.8 spelling leerjaar 3
Juillet 2023
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
4.8 spelling leerjaar 3
Avril 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Engelse werkwoorden
Juillet 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Engelse werkwoorden
Septembre 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
5H - Werkwoordspelling wk 47
Novembre 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Persoonsvorm Engelse werkwoorden
Octobre 2024
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1