Klas 1A Unité 2

Vertaal: en ville
A
het meisje
B
het dier
C
op het platteland
D
in de stad
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Vertaal: en ville
A
het meisje
B
het dier
C
op het platteland
D
in de stad

Slide 1 - Quiz

Vertaal: links
A
à droite
B
un peu
C
à gauche
D
l'an

Slide 2 - Quiz

Vertaal: pendant
A
vooral
B
natuurlijk
C
tijdens
D
nou

Slide 3 - Quiz

Vertaal: de vakantie
A
le weekend
B
bonnes vacances
C
quelle catastrophe
D
les vacances

Slide 4 - Quiz

Vertaal: Je suis fils unique.
A
Ik heb een paard.
B
Ik ben geweldig.
C
Ik ben bijzonder.
D
Ik ben enig kind.

Slide 5 - Quiz

Vertaal: schattig
A
seul
B
mignon
C
meilleur
D
pratique

Slide 6 - Quiz

Vertaal: demain
A
een beetje
B
het jaar
C
morgen
D
veel

Slide 7 - Quiz

Vertaal: de nicht
A
la cousine
B
la mère
C
le chien
D
le cousin

Slide 8 - Quiz

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
un frère
ma
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 9 - Question de remorquage

Rodolphe est ... cheval.
A
mon
B
ma

Slide 10 - Quiz

Vertaal: het huis
A
la maison
B
un message
C
demain
D
le jour

Slide 11 - Quiz

J'aime beaucoup ... grand-mère.
A
mon
B
ma

Slide 12 - Quiz

Vertaal: grappig
A
bien sûr
B
drôle
C
beau
D
bizarre

Slide 13 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
  mon
 ton
  son
  ta
  tes
  mes
  ses
   ma
  sa

Slide 14 - Question de remorquage

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 15 - Question de remorquage

Hij heeft
A
J'ai
B
Tu as
C
Il a
D
Elle a

Slide 16 - Quiz

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 17 - Question de remorquage

J'
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 18 - Quiz

Jij hebt
A
J'ai
B
Tu as
C
Il a
D
Elle a

Slide 19 - Quiz

Tu
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 20 - Quiz

De en het in het Frans is
A
le, la, les, une
B
des, une, les
C
le, la, l', les
D
le, l', des, un

Slide 21 - Quiz

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une trousse
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 22 - Question de remorquage