Economisch bekeken - H3.3 Kijk op cijfers - GT

Welkom 
Afmaken paragraaf 2 hoofdstuk 3. (blz. 76 t/m 79)
Lezen blz. 72 t/m 81 blauwe teksten
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 
Afmaken paragraaf 2 hoofdstuk 3. (blz. 76 t/m 79)
Lezen blz. 72 t/m 81 blauwe teksten

Slide 1 - Diapositive

3.3. Kijk op cijfers (GT)

Slide 2 - Diapositive

Terugblik

Slide 3 - Diapositive

  • Omzet 
  • Inkoopwaarde 
  • Omzet - inkoopwaarde =
     brutowinst
  • Bedrijfskosten
  • Brutowinst - bedrijfskosten =
     nettowinst
Paragraaf 3.2. Tel uit je winst (GT)

Slide 4 - Diapositive

3.3. Kijk op cijfers (GT)

Slide 5 - Diapositive

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • de cijfers van bedrijven met elkaar vergelijken;
  • de winstgevendheid en groei van bedrijven berekenen;
  • rekenen met procenten.
Wat gaan we leren?

Slide 6 - Diapositive

  • Grote bedrijven hebben een grotere omzet, inkoopwaarde en brutowinst, dan kleine bedrijven. 
  • Toch kunnen kleine bedrijven
     beter presteren.
  • Bedragen van beide bedrijven
      vergelijken kan niet.
Bedragen vergelijken

Slide 7 - Diapositive

  • Om te kijken hoe een bedrijf presteert kun
     je ze vergelijken met de percentages van
     andere bedrijven.
  • De inkoopwaarde, brutowinst,
      bedrijfskosten en nettowinst kun je
      uitdrukken in procenten van de omzet.

Percentages vergelijken
%
%

Slide 8 - Diapositive

De omzet van het Pannenkoekschip is € 150.000,-. De nettowinst is € 22.500.-. 

  • Vraag: Hoeveel bedraagt de nettowinst
     uitgedrukt in een percentage van de 
     omzet?
  • Antwoord
VOORBEELD

Slide 9 - Diapositive

Als je de groei of krimp de omzet wilt weten in procenten dan zet je deze stappen:
  • Bereken de groei van de omzet
  • Deel de groei door de oude omzet
  • Vermenigvuldig de uitkomst met 100
  • Antwoord boven nul = stijging
     Antwoord onder nul = daling

Stijging of daling in procenten

Slide 10 - Diapositive

In jaar 1 had een bedrijf een omzet van
€ 60.000,- in jaar 2 was de omzet € 72.000,-.

  • Vraag: Bereken met hoeveel procent de omzet is gestegen.
  • Antwoorden: Stap 1. (Nieuwe omzet - oude omzet) = € 72.000,- min € 60.000,- =
    € 12.000,-
    Stap 2: Deel de groei door de oude omzet!
    € 12.000,- / € 60.000,- = 0,2
    Stap 3: 0,2  x 100 = 20%
VOORBEELD

Slide 11 - Diapositive

  • Je kunt nu de omzetstijging of
      een andere vorm gaan vergelijken
      met de omzetstijging van andere
      bedrijven.  
  • Als jouw bedrijf een hogere
     stijging heeft doe je het beter dan
     andere bedrijven.
Wat heb je hier nou aan?

Slide 12 - Diapositive

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 80 en 81 individueel!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6 t/m 12 op bladzijde 82 en 83.
     



  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 12 van hoofdstuk 3.3
     kijk op cijfers op bladzijde 80 t/m en 83.

Huiswerk

Slide 14 - Diapositive

Bedankt en succes vandaag!

Slide 15 - Diapositive