Week 38 + 39

Voordat we gaan beginnen...

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Leg je huiswerk (opdrachten 1 t/m 4, blz. 91) op de hoek van je tafel
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voordat we gaan beginnen...

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Leg je huiswerk (opdrachten 1 t/m 4, blz. 91) op de hoek van je tafel

Slide 1 - Diapositive

Lezen uit 3PAK

10 minuten
in stilte

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit 3PAK
Humor: wat weet je (nog)?
Huiswerk nakijken
Stijlfiguren: (anti)climax, hyperbool, understatement
Snap je het?
Opdrachten maken



Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog?
Leedvermaak
Satire
Parodie

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Bladzijde 91
Opdrachten 1ab, 2a, 4ab

Slide 5 - Diapositive

Stijlfiguren
(anti)climax
hyperbool
understatement

Slide 6 - Diapositive

Waarom stijlfiguren?

Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Slide 7 - Diapositive

(anti)climax
Bij een (anti)climax bouw je iets op of af.

Hij was aan het slenteren, lopen, rennen, nee aan het vliegen naar school.
Ik woonde eerst in een kasteel, toen in een villa, daarna in een huis en nu in een appartement.

Slide 8 - Diapositive

Understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Voorbeeld: Zij heeft wel een paar centen.


Je bedoelt: ze is rijk.

Slide 9 - Diapositive

Hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Voorbeeld:  Hij barst van het geld. 


Je bedoelt: Hij is rijk.


Slide 10 - Diapositive

Even testen
Welk stijlfiguur herken je in de volgende zinnen? (Het stijlfiguur is met hoofdletters geschreven)

Slide 11 - Diapositive

'Ik heb EEN KLEIN MAZZELTJE gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 12 - Quiz

Die film is echt OM JE DOOD TE LACHEN.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 13 - Quiz

Het kost EEN PAAR CENTEN, maar dan heb je ook wat.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 14 - Quiz

Eerst at ze een handje, daarna een bakje en vervolgens de hele zak chips.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 15 - Quiz

Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 16 - Quiz

Ik was eerst een beginner, daarna een gevorderde en inmiddels een expert in schaken.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 17 - Quiz

'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
(anti)climax
B
understatement
C
hyperbool

Slide 18 - Quiz

Huiswerk maken
Lezen: het fragment op bladzijde 92
Maken: opdrachten 5 t/m 9
Bladzijdes 92 + 93
Alleen en in stilte

Woensdag 27 september

Slide 19 - Diapositive

Voordat we gaan beginnen...

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Leg je huiswerk (opdrachten 5 t/m 9, blz. 93) op de hoek van je tafel

Slide 20 - Diapositive

Lezen uit 3PAK

10 minuten
in stilte

Slide 21 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit 3PAK
Stijlfiguren: wat weet je nog?
Huiswerk nakijken

Uitleg zelfstandig werkuur



Slide 22 - Diapositive

Wat weet je nog?


(anti)climax
hyperbool
understatement

Slide 23 - Diapositive

(anti)climax
Bij een (anti)climax bouw je iets op of af.

Hij was aan het slenteren, lopen, rennen, nee aan het vliegen naar school.
Ik woonde eerst in een kasteel, toen in een villa, daarna in een huis en nu in een appartement.

Slide 24 - Diapositive

Understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Voorbeeld: Zij heeft wel een paar centen.


Je bedoelt: ze is rijk.

Slide 25 - Diapositive

Hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Voorbeeld:  Hij barst van het geld. 


Je bedoelt: Hij is rijk.


Slide 26 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Bladzijde 93
Opdrachten 5 t/m 9

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk maken
Lezen: theorie op blz. 94 
Maken: opdrachten 1 t/m 11
Bladzijdes 94 t/m 97
Alleen en in stilte

Vrijdag 29 september

Slide 28 - Diapositive