T3 VTD herh voc D, répéter les questions partielles et totales

Veux-tu danser?
bienvenue à la classe de français
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Veux-tu danser?
bienvenue à la classe de français

Slide 1 - Diapositive

se réveille
A
in slaap vallen
B
naar boven gaan
C
wakker worden
D
de keuken

Slide 2 - Quiz

quatre-vingt-dix
A
60
B
70
C
80
D
90

Slide 3 - Quiz

se lave
A
schijnt
B
wast zich
C
komt binnen
D
laveert

Slide 4 - Quiz

wat betekent 'où'?
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 5 - Quiz

wat betekent 'qui'?
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 6 - Quiz

wat betekent 'quand'?
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 7 - Quiz

wat betekent 'qu'est-ce que'?
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 8 - Quiz

wat betekent 'pourquoi'?
A
waarom
B
hoe
C
hoeveel
D
welk(e)

Slide 9 - Quiz

wat betekent 'combien de'?
A
waarom
B
hoe
C
hoeveel
D
welk(e)

Slide 10 - Quiz

wat betekent 'quel(le)'?
A
waarom
B
hoe
C
hoeveel
D
welk(e)

Slide 11 - Quiz

wat betekent 'comment'?
A
waarom
B
hoe
C
hoeveel
D
welk(e)

Slide 12 - Quiz

Noem het werkwoord uit de zin:
Qui est l'amie de Sylvie?
A
qui
B
est
C
l'amie
D
de

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
'Qui est l'amie de Sylvie'?
A
Wat is de vriendin van Sylvie
B
Wie is de vriendin van Sylvie
C
Hoe is de vriendin van Sylvie
D
Waar is de vriendin van Sylvie

Slide 14 - Quiz

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
Qui est l'amie de Sylvie?
A
qui; est
B
qui
C
l'amie de Sylvie
D
est; l'amie de Sylvie

Slide 15 - Quiz

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
Qui est l'amie de Sylvie?
A
qui; est
B
qui
C
l'amie de Sylvie
D
l'amie de Sylvie; est

Slide 16 - Quiz

Geef antwoord op de vraag:
Qui est l'ami de Sylvie?

Slide 17 - Question ouverte

Noem de werkwoorden uit de zin:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'
A
est; est
B
est; et
C
grand; fort; gentil; sportif
D
et; ou

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'
A
Wordt Pierre groot, sterkt, aardig en sportief?
B
Is Pierre naar een grote en sterke vriend?
C
Is Pierre groot en sterk of aardig en sportief?
D
Wanneer is Pierre groot en sterk?

Slide 19 - Quiz

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord: 'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'
A
est-ce que; Pierre; ou
B
grand et fort
C
Pierre; grand et fort; ou; gentil et sportif
D
Pierre; est; grand et fort

Slide 20 - Quiz

Geef antwoord op de vraag:
'Est-ce que Pierre est grand et fort ou gentil et sportif?'

Slide 21 - Question ouverte

Noem de werkwoorden uit de zin:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?
A
est; que
B
est; voit
C
où; est-ce que
D
voit; Réjean

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?
A
Wat ziet Sylvie in Réjean?
B
Wanneer ziet Sylvie Réjean?
C
Waar ziet Sylvie Réjean?
D
Waar is Sylvie als ze Réjean ziet?

Slide 23 - Quiz

Welk deel van de vraag heb je nodig in je antwoord:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?
A
où; Sylvie; voit
B
est-ce que; Sylvie; voit; Réjean
C
où; Sylvie; voit; Réjean
D
Sylvie; voit; Réjean

Slide 24 - Quiz

Geef antwoord op de vraag:
'Où est-ce que Sylvie voit Réjean'?

Slide 25 - Question ouverte

Questions totales et partielles
sur l'histoire "Veux-tu danser?"

Slide 26 - Diapositive

Qu'est-ce que Natalie a dans le sac?

Slide 27 - Question ouverte

Est-ce que Réjean se couvre le nez avec les pieds ou avec les mains?

Slide 28 - Question ouverte

Qui aide Sylvie à ramasser les choses à la cafétéria?

Slide 29 - Question ouverte

Je comprends?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage