Schrijven examentaining

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 1 - Quiz

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 2 - Quiz

is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 3 - Quiz

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 4 - Quiz

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 5 - Quiz

Hoe zag je het verschil tussen de brieven en de artikelen?

Slide 6 - Question ouverte

Waar moet je op letten bij het schrijfexamen?
  1. Lees de opdracht goed door en voer de opdracht precies uit.
  2. Iedere zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  3. Spaties na de komma en na de punt.
  4. Een brief krijgt een aanhef, een artikel een titel.
  5. Na een titel krijg je geen punt.

Slide 7 - Diapositive

Aanhef

Geachte heer, mevrouw,

Geachte mevrouw De Wit,

Geachte heer Van der Laan,

Titel

De beste snoeischaar

Mijn buitenlandstage

Het Wellantcollege: de leukste school

Slide 8 - Diapositive

Wat is de enige goede aanhef?
A
Geachte gemeente,
B
Geachte mevrouw T. Witsma,
C
Geachte heer Witsma,
D
Geachte mensen van de helpdesk,

Slide 9 - Quiz

Wat is de enige goede titel?
A
Slangen als huisdier.
B
Slangen als huisdier
C
Titel: Slangen als huisdier
D
Zijn slangen goede huisdieren?

Slide 10 - Quiz

De inleiding
Het doel is de aandacht trekken, mensen interesseren

Slide 11 - Diapositive

Een pakkende inleiding
1. Beschrijf de aanleiding. Leg uit waarom je de tekst schrijft. 

Bijvoorbeeld: We zitten dertig uur per week op school. Wat vind je daarvan? In dit artikel lees je de uitslagen van een enquête over onze school. Ben je ook zo nieuwsgierig? 

Slide 12 - Diapositive

De kern
Alles uit de opdracht komt in de kern.
1. Ieder onderwerp krijgt een eigen alinea.
2. Bedenk alle niet genoemde gegevens die nodig zijn, zoals een telefoonnummer. 

Slide 13 - Diapositive

2. Noem het onderwerp. 

Dus: aanleiding en onderwerp!

Slide 14 - Diapositive

Citeren/parafraseren
Soms geef je de mening van een ander. 
1. Een student schreef: 'Alleen buiten doet de wifi het altijd. Maar daar heb je 4G.'
2. Een student schreef dat je alleen buiten altijd wifi hebt. Dat komt omdat je daar 4G hebt. 

Slide 15 - Diapositive

Slot
  • samenvatting of
  • conclusie of
  • advies of
  • toekomstvoorspelling, maar...
  • geen nieuwe informatie. 

Slide 16 - Diapositive

Bonuspunten bij...
  • een goede lay-out (witregels na de inleiding en de kern, goede briefindeling met witregels)
  • gevarieerd taalgebruik
  • nul taalfouten
  • goede structuur met gebruik van signaalwoorden. Bijvoorbeeld...

Slide 17 - Diapositive

Jouw mening over de school
We zitten dertig uur per week op school. Wat vind je daarvan? In dit artikel lees je de uitslagen van een enquête over onze school. Ben je ook zo nieuwsgierig? Er zijn tweehonderd vragenlijsten ingevuld. In de volgende alinea lees je hoe het onderzoek is uitgevoerd. Daarna lees je de mening van jou en je schoolgenoten over de lessen. Vervolgens krijg je te horen wat we vinden van de excursies. De meningen daarover zijn heel verschillend. Hierna lees je over de grootste klachten van de studenten op deze school. We eindigen dit artikel met twee zaken waar de meeste mensen erg positief over zijn: de sfeer in de klas en de kwaliteit van de kantine. 

Slide 18 - Diapositive

Wat schrijf je in de inleiding?
A
het onderwerp
B
de aanleiding
C
het onderwerp en de aanleiding
D
het onderwerp, de aanleiding en een samenvatting

Slide 19 - Quiz

Wat is waar?
A
Alle gegevens die je nodig hebt staan in de opdracht.
B
Ieder (deel)onderwerp krijgt een eigen alinea.
C
Na de kern krijg je twee witregels.
D
Na iedere alinea krijg je een witregel.

Slide 20 - Quiz

Jolien schrijft: 'Dit is een voorbeeld van parafraseren.'
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Lisa zegt: 'Nee Jolien, dat noem je citeren.'
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Wat is NIET waar?
A
Het slot kan bestaan uit een advies.
B
Het slot kan bestaan uit een samenvatting van de tekst.
C
In het slot kun je jouw conclusie schrijven.
D
In het slot mag nieuwe informatie staan.

Slide 23 - Quiz

De winnaar mag....
thee zetten voor de hele klas. 

Slide 24 - Diapositive