woordenboek

Welkom!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Planning
1. Terugblikken liftincident 
2. Woordenboekgebruik 
3. Tekst lezen en betekenis moeilijke woorden opzoeken
4. Trappen van vergelijking
5. Als/dan 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Opdracht
Zoek in het woordenboek naar het woord ironie en schrijf de betekenis op. 


timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Woordenboek 
Vind je de betekenis niet met een woordraadstrategie? Gebruik dan een woordenboek.


Zoek bij:
- het hele werkwoord: bevestigt -> bevestigen, gereserveerd -> reserveren
- het enkelvoud: adviezen -> advies
- de korte vorm: actieve -> actief
- een deel van de samenstelling: verkeersslachtoffer -> slachtoffer

Slide 6 - Diapositive

Aan de slag
1. Markeer of onderstreep alle moeilijke woorden uit de tekst.
2. Zoek de betekenis op in het woordenboek. 
3. Schrijf de betekenis op. 
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Trappen van vergelijking 

Slide 8 - Diapositive

DOEL

Trappen van vergelijking en als/dan


- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking.


Slide 9 - Diapositive

trappen van vergelijking

Slide 10 - Diapositive

Trappen van vergelijking

Slide 11 - Diapositive

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 12 - Diapositive

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

DOEL

- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking.
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 15 - Diapositive

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan


Gebruik als:
- bij een stellende trap: net zo groot als, even mooi als

Slide 16 - Diapositive

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij.
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 17 - Diapositive

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
Wat?
H4 Trappen van vergelijking en als/dan
Hoe?
Zelfstandig
Tijd?
Restant van de les
Klaar? 
Ander vak (LOB, stage, etc.)

Slide 19 - Diapositive

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?


Slide 20 - Diapositive