Wi 1 6.9 en 6.10 en herh voorg.

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom allemaal!

donderdag

20 januari

2022

Welkom mevrouw Halewijn

• Mevrouw Halewijn kijkt vandaag mee met de les.
• Zij kijkt en schrijft dingen op over hoe ik lesgeef.
• Zij kijkt niet of jullie wel goed je best doen! 
• In de pauze gaat zij met een paar cursisten even praten.

Wat gaan we vandaag doen

• Woorden herhalen van de vorige lessen ( Dit moeten jullie thuis ook doen!) 
• Nieuwe woorden leren: Sieraden die je kunt dragen
• Oefeningen met deze nieuwe woorden, spreekopdrachten en een kijk- en luisteropdracht
• In 6.8 leer je wat je kunt doen als je iets gekocht hebt wat  niet goed is: je gaat het ruilen of terugbrengen.

Lesdoelen

Na de les van vandaag:

• Kunnen jullie de woorden van Th 6 beter gebruiken in zinnen en oefeningen.
• Kennen jullie sieraden en hoe je ze draagt.
• Weten jullie wat je kunt doen als je iets hebt gekocht wat je toch niet wilt houden.

Deze plantjes ....

• groeien       
• ik groei        

• jij groeit       
• hij groeit     

Wat is dit

• gooien     
• ik gooi      
• jij gooit    
• hij gooit   

Deze bloemen .......

• bloeien          
• hij bloeit        

Wat is dit?

• aaien                 
• ik aai de hond         
• jij aait de kat            
• hij aait het paard   

Wat is dit?

• draaien                               
• Hij draait een rondje    

Wat is dit?

• de kooi      
• de kooien

Hij krijgt hoofdpijn van ........

• het lawaai             

Wat is dit? Hij vindt het ...

• moeilijk         

Deze mevrouw ............

         

• naait                     
• naaien                 
• ik naai                  
• naaimachine    

De wind ..............

• waait                 
• waaien             

De vergadering is ......

• saai            

Het poppetje ..........

• zwaait        
• Doei!           
• zwaaien    

Wat is dit? 

• de kleding 
  

Wat is dit? 

• de (kleding) maat
  
• de maten                 

Wat is dit? 

• (kleren) passen

Kleding pas je in .........

• de paskamer    
• de paskamers 

Wat is dit? 

• de medewerker   
• de medewerkers

Wat draagt deze man?

• het pak         
• de pakken   

Wat is dit?

• de jurk          
• de jurken     

Wat is dit?

• de laars         
• de laarzen   

Wat is dit?

• de regenlaars      
• de regenlaarzen

Wat is dit?

• de korte broek     
• de korte broeken

Wat is dit?

• de korte mouwen

De komende woorden lees je straks in opdracht 41

Wat is dit?

• de ring       
• de ringen  

Wat is dit?

• de muts      
• de mutsen 

Wat is dit?

• de hoed       
• de hoeden  

Wat is dit?

• het horloge      
• de horloges      

Wat is dit?

• de handschoen     
• de handschoenen

Wat is dit?

• de ketting       
• de kettingen  

Wat is dit?

• de oorbel       
• de oorbellen 

Wat is dit?

• de hoofddoek     
• de hoofddoeken

Wat is dit?

• de sjaal        
• de sjaals      

Wat draagt zij om haar pols?

• de armband      
• de armbanden 

Wat is dit?

• het sieraad        
• de sieraden       

Wat is dit?

• de bril             
• de brillen       

6.7 Welke sieraden draagt zij?

Opdracht 41                                

Lees de tekst                             

                       

Opdracht 42                               

Beantwoord de vragen         

Spreekopdracht

Opdracht 49                    

Probeer hele zinnen te maken!

Kijk- en luisteropdracht

Praat je mee 5.3**

• Draagt Zora oude schoenen?
• Welke spullen heeft zij ook gekocht? (vijf)
• Wat staat er op het T-shirt?
• Is het T-shirt goed?
• Wat is niet goed?
• Wat moet Zora nu doen?

6.8 De rok is kapot

Opdracht 51 luister naar de tekst

Wat betekenen de blauwe woorden?

het gat           werkt (werken)            kapot

ruilen                     dezelfde                   een ogenblik alstublieft

sturen               even                   jammer            wel

heel              neemt ......mee (meenemen)

Maak opdracht 52

• Lees de tekst : heb je de goede antwoorden gegeven? 
• We kijken de opdracht samen na

Opdr 56 en 57

Opdr 56

Waar ligt de klemtoon?

Opdr 57

Schrijf de zinnen op (dictee)

Opdr 60 Praat samen.

Wie kan een zin maken met:

• sieraden 
• hoofddoek
• pak
• handschoenen

Wat kun je doen als :

- De nieuwe trui van je kind toch niet past?

- Er een gat in je nieuwe broek zit?

- Er een vlek in je nieuwe jurk zit?

Je kunt alleen ruilen of terugbrengen als:

- De kleding nog niet gedragen is!

- Je de kassabon hebt!

Huiswerk voor maandag 23 januari

• Thema 6.7 en 6.8 alle opdrachten in het boek en op de computer maken!
• Dictee 6.7
• Adeline toets 8

Spelletje!!!

Goed gewerkt

dank jullie

 wel!

Tot maandag!